Leesvaardigheid 1

VWO 5 - Leesvaardigheid
1 / 32
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

VWO 5 - Leesvaardigheid

Slide 1 - Slide

Today
Class work
- belang van signaalwoorden
- aanpak examenteksten
- verschillende vragensoorten

Individually
practise exam

Slide 2 - Slide

Goals
  • Ik ken trucjes voor het maken van mijn examen.
  • Ik weet de aanpak voor de verschillende vraagsoorten. 

Slide 3 - Slide

Wat is het examen? 
Het examen voor Engels bestaat volledig uit leesteksten. Je krijgt meestal tussen de 12 en 14 teksten waarover je in totaal rond de 42 vragen moet beantwoorden. 

Laten we beginnen met waar je denkt te staan wat betreft leesvaardigheid.

Slide 4 - Slide

Welk cijfer ga je, denk je,
halen op de examentekst?

Slide 5 - Mind map

Het "grote geheim"
Het Centraal Examen vraagt niet alleen om leesvaardigheid.

Het vraagt om begrip over wat CITO van je wil.
Weet je dat, dan haal je betere cijfers.

Slide 6 - Slide

Hoe bereid je je voor?
- Ken de Signaalwoorden

- Vergroot jouw woordenschat

- Ken de vraagsoorten

- Oefenen, oefenen, oefenen!

Slide 7 - Slide

Signaalwoorden
Zorg dat je:
A) signaalwoorden herkent
B) weet welk verband ze aangeven
C) hoe je ze in een zin gebruikt



Slide 8 - Slide

Slide 9 - Link

Signaalwoorden
Deze woorden staan ook allemaal in Quizlet. Je moet deze niet leren, maar het helpt wel, omdat je door het bestuderen van deze woorden veel minder hoeft op te zoeken in het woordenboek. 

Laten we eens oefenen!

Slide 10 - Slide

Welk signaalwoord/functiewoord hoort bij welk tekstverband? Sleep de goede antwoorden naar elkaar toe.
As well as
In short
To praise
To criticize
For instance
Uitbreiding/Opsomming
Gevolg/Conclusie
Ondersteunen (positief)
Tegenstelling
Voorbeelden

Slide 11 - Drag question

He should not be doing this job, ... he was not trained for it.
A
despite
B
however
C
since
D
such as

Slide 12 - Quiz

Welk signaal woord in de tekst geeft een tegenstelling aan?

Slide 13 - Open question

Stappenplan examenteksten
1. Scannen: Titel, plaatjes, intro -> Waar gaat de tekst over?
1a. LEES NIET DE HELE TEKST DOOR!!!

2. Lees de vraag: In welke alinea's moet je kijken? -> aanstrepen

3. Wat voor soort vraag is het? meerkeuze/gaten/open/bewering?

4. Volg de stappen die nu nog gaan komen per vraagsoort.

!
Denk eraan. Het examen vraagt echt om leesvaardigheid. Je moet dus niet afgaan op jouw eigen kennis van een onderwerp, maar het antwoord uit de tekst halen. Het antwoord staat altijd in de tekst, je hoeft het nooit zelf te bedenken! 

Slide 14 - Slide

Vraagsoorten
- Meerkeuzevraag (keuze uit A, B, C of D)
- Open vraag (zelf een antwoord opschrijven of quoten uit de tekst)
- Gatenvraag (er is een woord/zinsdeel weggelaten en jij moet de juiste kiezen)
- Beweringenvraag (er staan een aantal beweringen en jij moet aangeven of deze wel/niet voorkomen in de tekst, juist/onjuist zijn, of bijvoorbeeld wie iets gezegd heeft in de tekst) 

Slide 15 - Slide

Welke vraagsoort lijkt jou
het moeilijkst?
Meerkeuzevraag
Gatenvraag
Open vraag
Beweringen-vraag

Slide 16 - Poll

Meerkeuzevraag: Stappenplan
1. Lees de vraag, niet de antwoorden! Staat er nuttige informatie in de vraag?

In het voorbeeld hiernaast zie je dat je moet kijken in paragrafen 1 en 2.

Verder staat er het woord relate in de vraag. We moeten dus op zoek naar een signaalwoord en uitzoeken om welk tekstverband het gaat.

Slide 17 - Slide

Meerkeuzevraag: stappenplan
1. Lees de vraag 
2. Lees de relevante tekst, en niets meer!
3. Streep alle signaal- en functiewoorden aan
4. Formuleer zelf het antwoord in je hoofd
5. Lees dan pas de antwoorden.
6. Haal de duidelijk foute antwoorden er tussenuit.
7. Kies je antwoord


Slide 18 - Slide

Beweringenvragen
Hoe herken ik de vraag? -> Meerdere stellingen, genummerd 1,2 etc.

Slide 19 - Slide

Beweringenvragen: stappenplan
1. Lees de vraag.
2. Markeer het stuk tekst waar je moet zoeken.
3. Lees de beweringen. Streep de zoektermen aan waar je op moet letten. Denk hierbij aan:
- Namen, plaatsen
- Alles wat je in een cijfer kunt uitdrukken (de meerderheid), en tijdsaanduidingen (vandaag de dag)
4. Lees het stuk tekst. Zoek hierbij naar signaalwoorden. 
Bij stelling 1 zouden we bijvoorbeeld 'te warm' (meetbare temperatuur) en 'tegenwoordig' (tijdsaanduiding) kunnen markeren.

Slide 20 - Slide

Open vragen
Bij een open vraag is het belangrijk dat je de tijd
 neemt om de vraag goed te lezen.

De vraag zegt namelijk vaak al waar je moet zoeken en waar je op moet letten. 

Daarnaast staat er ook hoe je het antwoord moet opschrijven, bijvoorbeeld door te citeren, of met een of twee woorden, of in Nederlands. 

Slide 21 - Slide

Open vragen: stappenplan

1. Lees de vraag en markeer als dat kan het stuk tekst waar je het antwoord moet zoeken. Als er een citaat in de vraag staat markeer je dat. Het antwoord staat daar namelijk vrijwel altijd dichtbij.

2. Daarna kijk je in de vraag wat ze precies willen weten. Vragen ze om een voorbeeld, een tegenstelling of toch een opsomming?
3. Met het antwoord op de vorige vraag ga je zoeken naar signaalwoorden. Die dat tekstverband weergeven.
4. Vlakbij het juiste signaal- of functiewoord zul je het antwoord vinden.
5. Schrijf daarna het antwoord op volgens de instructies in het examen.



Slide 22 - Slide

Gatenvragen

Er zijn 2 soorten:
-gatenvragen met signaal-/functiewoorden 
- echte gatenvragen



Slide 23 - Slide

Stappenplan: Signaal-/functiewoorden
- Lees de vraag en de antwoorden, zorg ervoor dat je alle mogelijkheden kunt vertalen en begrijpt wat voor tekstverband de woorden aangeven. 
- Lees de zin voor de gap (eventueel iets meer dan 1 zin). Lees ook de zin na de gap.
- Probeer te zien welk tekst verband er tussen deze twee zinnen zit. 
- Zoek daar je antwoord op uit.

- Werkt dit niet, vertaal de zin dan en kijk welke van de antwoordopties  het meest logisch klinkt.

Slide 24 - Slide

Echte gatenvragen
- Lees de vraag en de antwoorden, zorg ervoor dat je alle mogelijkheden kunt vertalen.
 
-  Lees de zin voor de gap (eventueel iets meer dan 1 zin). Lees ook de zin na de gap.
 
- Kijk of in die zinnen signaalwoorden staan, liefst in de buurt van de gap. Hier kun je vaak jouw antwoord uithalen. 

- Nog niet het goede antwoord gevonden? Vertaal de zin dan met de verschillende antwoord opties erin, welke klinkt het meest logisch? 

Slide 25 - Slide

Conclusie
Zoals je hebt gezien...
...heeft elke vraagsoort z'n eigen tips en trucs. 
...kan signaalwoorden leren heel behulpzaam zijn. 
...scheelt het stappenplan volgen  veel tijd (altijd eerst vraag lezen!). 
...is veel oefenen de beste manier om hier beter in te worden. 



Slide 26 - Slide

What to do?
Examentekst 2016, tijdvak 1

Maak alle teksten deze en volgende les. 

Klaar? Kijk het examen na met behulp van het antwoordmodel in de volgende dia. 

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Link

Slide 29 - Link

Hoeveel punten had je voor het examen?

Slide 30 - Open question

Slide 31 - Link

End of the class
Next class: continue with exams



Have a nice day! 

Slide 32 - Slide