Bron 2: fragment uit 'Il principe'
De staat (en dus de vorst die de staat vertegenwoordigt) heeft haar eigen moraal. Die wordt bepaald door het nagestreefde doel. De vorst moet een streng heerser zijn die in het binnenland welvaart en rust handhaaft en in het buitenland het aanzien van zijn staat verhoogt. De middelen die men daartoe gebruikt, maken niet veel uit, als het doel maar bereikt wordt. (…) De vorst moet rechtschapen zijn, zolang hij kan, maar wordt het noodzakelijk, dan moet hij er niet voor terugdeinzen zich aan misdrijven schuldig te maken.