onderdeel 2: voorzetsel à/de + bepaald lidwoord

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

BONJOUR ET BIENVENUE

Bonjour

et 

bienvenue!!

Lessonup inhoud:

Lidwoorden 

(bepaald, onbepaald & delend)

Prenez ton chromebook & log in sur lessonup avec ton propre nom.

Voorzetsel à / de + bepaald lidwoord:

Voorzetsels :

à      in, naar, van, op, aan

de     van, uit

Ze veranderen als er een bepaald lidwoord achterkomt....

voorzetsel à + bepaald lidwoord

Het voorzetsel à + lidwoord

Nous allons ....... plage
- wij gaan naar het strand

1. à la
2. au
3. de la
4. du

Je vais ... cinéma.
- Ik ga naar de bioscoop.

1. à la
2. au
3. de la
4. du

Pierre va _____matchs de foot.
- Pierre gaat naar voetbalwedstrijden

1. à la
2. au
3. à
4. aux

de+ bepaald lidwoord

Il a les notes ...... élève. - Hij heeft de cijfers van de leerling.

1. Welk voorzetsel: à of de?
2. Welk lidwoord?
3. Verandert de vorm dan?

1. aux
2. à l'
3. des
4. de l'

La chanson .... chanteuse Rihanna.- Het lied van de zangeres R.

1. Welk voorzetsel: à of de?
2. Welk lidwoord?
3. Verandert de vorm dan?

1. du
2. au
3. de la
4. aux

Le vélo ______garçon est vieux. - de fiets van de jongen is oud.

1. Welk voorzetsel: à of de?
2. Welk lidwoord?
3. Verandert de vorm dan?

1. du
2. au
3. de la
4. aux

Maak de juiste combinaties:

Ex. 2 Voorzetsel & Lidwoord

VAN DE/HET

IN,NAAR,OP,BIJ DE/HET

du

à la

au

aux

des

de l'

à l'

de la

Welke betekenissen heeft het voorzetsel ''à''?

Welke betekenissen heeft het voorzetsel ''de''?

Au travail !

Wat? exercice 1. voorzetsel à/de + bepaald lidwoord à la page 7	Met wie en hoe? - je mag in tweetallen overleggen/samenwerken	Na 15 minuten gaan we klassikaal nakijken .
Tijd?	Tip: Kijk op pagina 6	Klaar? - Extra oefeningen op classroom

1. La femme ________(van de) boulanger (m)
2. Je suis dan le jardin ________(van het ) hôtel.
3. Le prof donne une interro ________(aan de) élèves.
4. il va ________(naar de) marché (m)
5. C'est une jolie photo ________(van de) garçons.
6. à midi je mange ________(in de) cantine (v)
7. Magali va ________(naar het) concert (m).
8. quel est le prix ________(van de) voiture(v)?
9. La chambre ________(van de ) parents.
10. La chambre ________(van het) enfant.

E

Exercice 1: 
Vertaal de woorden tussen haakjes NF.

Kies uit: Du, de la, de l', des, au, à la, à l' & aux

Klassikaal nakijken