H1 Aarde in beweging (Herhaling)

Herhaling - Aarde in beweging
1 / 32
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slide and 6 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Herhaling - Aarde in beweging

Slide 1 - Slide

Pangea is een ...
A
naam van een vulkaan
B
naam van een aardbeving
C
naam van een plaat.
D
een supercontinent

Slide 2 - Quiz

Hoe komt het dat Pangea is gebroken?
A
Door de wind
B
Door de zee
C
Door de binnenkant van de aarde
D
Door klimaatverandering

Slide 3 - Quiz

Aardkern
Aardkorst
Aardmantel

Slide 4 - Drag question

De aardmantel is dikker dan de aardkorst.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quiz

De aardmantel is...
A
Vast gesteente
B
Vloeibaar gesteente

Slide 6 - Quiz

Weinig risico op aardbevingen
Weinig risico op aardbevingen
Veel risico op aardbevingen
Veel risico op aardbevingen
Veel risico op aardbevingen

Slide 7 - Drag question

Slide 8 - Video

Waar of niet waar?
Een ander woord voor het bewegen van aardplaten is platentektoniek
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quiz

Wat is de motor van platentektoniek?

Slide 10 - Open question

Hoe is de opbouw van de aarde van binnen naar buiten?
A
Aardkern - aardkorst - mantel
B
Mantel - aardkorst - aardkern
C
Aardkorst - mantel - aardkern
D
Aardkern - mantel - aardkorst

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Video

Slide 13 - Video

Wat kun je met de schaal van Richter doen?
Wat geeft de schaal van Richter aan?

Slide 14 - Open question

Een tsunami is een gevolg van een aardbeving in zee
A
juist
B
onjuist

Slide 15 - Quiz

Het epicentrum van een aardbeving is waar de aardbeving plaatsvindt
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quiz

Bekijk eerst het plaatje. Welke zinnen zijn juist?
1. De aardbeving besloeg een gebied van meer dan 200 kilometer van west naar oost.
2. De aardbeving ontstond doordat er hier naar gas wordt geboord.
3. De aardbeving ontstond door de golfbewegingen van de Adriatische Zee en de Middellandse Zee.
4. Het epicentrum van de aardbeving lag in Norcia.
5. Amatrice ondervond meer gevolgen van de aardbeving dan Rome.

A
4 en 5
B
1, 2 en 5
C
2, 3 en 4
D
1 en 5

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Video

Noem 3 gevolgen van een aardbeving

Slide 19 - Open question

Waarom zijn de gevolgen van een aardbeving anders in een arm land, dan in een rijk land?

Slide 20 - Open question

Slide 21 - Video

De opbouw van een vulkaan
Kraterpijp
Magmakamer
Krater
Aswolk

Slide 22 - Drag question

Zware aardbevingen
mid-oceanische rug
Geen aardbevingen
Uit elkaar
Naar elkaar
Langs elkaar
Subductie
Vulkaan

Slide 23 - Drag question

Op La Palma was ook een vulkaanuitbarsting bezig. Leg uit waarom deze vulkaanuitbarsting anders is dan vulkaanuitbarstingen in bijvoorbeeld Zuid-Amerika.

Slide 24 - Open question

Hoe heet de wetenschap die het ontstaan van de aarde bestudeert?
A
archeologie
B
biologie
C
geologie
D
historie

Slide 25 - Quiz

Slide 26 - Video

Wat zijn fossielen?
A
Botten van uitgestorven dieren
B
Versteende resten van planten of dieren
C
Een afdruk van een dier in een steen
D
Een model van een dinosauriër

Slide 27 - Quiz

Fossielen ontstaan vooral uit ...
A
Zachte, weke delen
B
Harde onderdelen
C
Vetplanten
D
Groepen bacterieën

Slide 28 - Quiz

Waarom zijn er in Nederland aardbevingen?
A
Doordat wij op een aardplaat liggen.
B
Doordat wij op de grens van twee aardplaten liggen.
C
Doordat we aardgas winnen.
D
Doordat wij een niet-werkende vulkaan hebben.

Slide 29 - Quiz

Welke zinnen over de aardbevingen in Nederland zijn juist?
1. Aardbevingen komen vooral voor in de provincie Groningen.
2. De aardbevingen in het noorden van Nederland ontstaan door mensen.
3. De aardbevingen ontstaan heel diep onder het aardoppervlak.
4. De aardbevingen in Nederland zijn zeer krachtig.

A
1 en 2
B
2 en 3
C
1 en 4
D
3 en 4

Slide 30 - Quiz

Noem twee gevolgen van de aarbevingen in Groningen.

Slide 31 - Open question

Ook op de Noordzee wordt gas uit de bodem gehaald. De aardgaswinning hier heeft veel minder gevolgen dan de aardgaswinning in Groningen. Hoe kan dat?

Slide 32 - Open question