Antwoorden Examentraining 2018 2e tijdvak

 Examentraining 2018 2e tijdvak
1 / 35
next
Slide 1: Slide
ChineesMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 35 slides, with text slides.

Items in this lesson

 Examentraining 2018 2e tijdvak

Slide 1 - Slide

Wat neem je mee naar het examen?
Let op:
Bij meerkeuze vragen maar 1 antwoord goed
Geld twee cijfers achter de komma
Berekeningen altijd opschrijven
Kijk op hoeveel decimaal je moet afronden
Als er om een uitleg wordt gevraagd deze opschrijven 

Slide 2 - Slide

Deze video's kan je gebruiken om de opdrachten 1 tot en met 5 op te lossen.

Slide 3 - Slide

1. Welke procent som moet je hier gebruiken?



2. Mag je niet fout hebben. Een echte leervraag

3. Het plaatje laat zien dat nettowinst bestaat uit 
brutowinst en bedrijfskosten.


100 % berekenen
€ 4,62 miljard = 5,5 %
Hoeveel is 100% ?
oplossing
(€ 4,62 / 5,5) X 100 = € 84 miljard
C

Slide 4 - Slide

De bedrijfskosten zijn gestegen. Daar kan je dus niks mee doen. Hoe kan de nettowinst dan toch toenemen? Bekijk het plaatje. 
Als de omzet/brutowinst meer stijgt dan dat de kosten stijgen dan krijgt ze meer nettowinst.

Slide 5 - Slide

4. Gegeven boven de opdracht
Inkoopprijs € 35,- exlusief btw. Als ze je op het examen de prijs met btw geven moet je deze er eerst uithalen. Bruto-en nettoresultaat altijd berekenen zonder btw!!
Brutowinstmarge 140 % van de inkoopprijs
Bereken de consumentenprijs is de prijs met 21% btw.

Slide 6 - Slide

Berekenen brutowinstmarge
Berekenen consumentenprijs 

5. Combinatie echt in de winkel en online is de vraag. Denk aan je woordenboek bij examen dan kan je woorden opzoeken die je niet kent
(€ 35 / 100) X 140 = € 49 (1p)
€ 35 + € 49 = € 84 is verkoopprijs zonder btw
(€ 84 / 100) X 21 =  € 17,64 btw
€ 84 + € 17,64 = € 101,64 consumentenprijs (1p)
Je kan in de winkel dekwaliteit beoordelen en dan online bestellen
Je kan online bestellen en het in de winkel terugberengen
Als het een echte winkel is heeft de klant meer vertrouwen in de online winkel

Slide 7 - Slide

6. Ander onderdeel collectieve sector dan de gemeente. Mag je niet fout hebben.
7. Leer vraag mag je niet fout doen
8. Procenten maken welke formulen
moet je gebruiken? 
Rijk,provincie,waterschappen of instellingen die voor sociale zekerheid zorgen
Onroerendzaak belasting (OZB)voor huiseigenaren
Rioolheffing
Afvalstoffenheffing
Hondenbelasting
 Hoeveel Zonder startkwalificatie DAN  Met start kwalifikatie
achter woordje dan onder de deelstreep.

Oplossing
€ 32.500 - € 24.050 = € 8.450 hebben ze meer
( € 8.450 / € 32.500) X 100 = 26%

Slide 8 - Slide

Het stelsel van Sociale zekerheid
. Wajong

Slide 9 - Slide

9. Vragen uit schema hiervoor zitten vaak in het examen. Echte leervraag.
10 Ze willen je laten schrikken met het woord i/a ratio. Maar er staat letterlijk in de tekst wat dit is.
De i/a ratio wordt berekend door het aantal niet-actieven te delen door het aantal actieven.
1. de algemene middelen van de overheid. In gewoon nederlands belastingen
2. werknemersverzekering
Tip
Als je niet weet wat er gebeurd maak dan een makkelijk cijfer voorbeeld.
Dan kan je zien wat er met de ratio gebeurd.

Slide 10 - Slide

1. Aantal jongeren wat werkt wordt groter. De actieven wordt dus meer.
2. Meer werkende wat gebeurt er dan met het betaalbaar houden van de sociale zekerheid.

11. Zelfde procent som als bij vraag 8. Hier hebben ze het woord van gebruikt omdat dat een mooiere zin opleverd.
50 / 100 = 0,5
50/ 130 = 0,38
1=lager
2. Stijgt

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Oplossing
Verschil in prijs is € 1,50 - € 0,30 = 1,20
Achter woord van, waarvan onder de deelstreep = moderne baksteen
(€ 1,20 / € 0,30 )X 100 = 400%
12. Welke procentsom moet
je hier gebruiken?


Oplossing
(€ 500.000 / € 500.000.000) X 100 = 0,1%
Niet afgerond op 1 deciamaal is 0 punten

Slide 14 - Slide

13. 

14. Staat bij vraag dat de moderne steenfabrieken grotendeels geautomatiseer zijn. Wat gebeurt er met de arbeids-productiviteit door automatisering?
D
Arbeidsproductiviteit is wat 1 weknemer in een bepaalde periode maakt.
Deze stijgt door automatisering
Oplossing
1 hoger
2 mee

Slide 15 - Slide

15. 
16. Weet je niet meer wat
exportquote is bekijk dan 
het filmpje.


17. 

Vraag = export van Nederland naar VS dus A en C kunnen niet
B kan je berekenen Nationaal inkomen per hoofd X bevolking en is niet Nld - VS dus ook fout
D
Exportqoute: Exportwaarde/ nationaal inkomen (BBP)  X 100
Uit opdracht 52 % van het NI wordt dus geexporteerd.
€ 640 miljard / 100 X 52 = € 338 miljard is de exportwaarde. (1P)
Naar Amerika € 13,52 miljard. Hoeveel % van totale exportwaarde naar VS . Dus welke formule?
Heel goed!!   deel / geheel X 100

( € 13,52 miljard / € 338 miljard ) X 100 = 4%

B

Slide 16 - Slide

INVLOED VAN WISSELKOERSEN
Nog even herhalen

Wisselkoers € stijgt -->VS moet meer $ betalen voor de € -->  internationale concurrentiepositie verslechtert --> export daalt. 

Wisselkoers € daalt --> VS moet minder betalen voor de € -->  internationale concurrentiepositie verbetert --> export stijgt.

Slide 17 - Slide

18.

19.  
A
VS hoeft minder $ te betalen voor de € omdat deze in waarde is gedaalt. Wij worden dus goedkoper voor de VS.
B

Slide 18 - Slide

20. Je moet je antwoord halen uit deze informatiebron en je moet 2 redenen noemen.
Met welke 2 dingen moeten dan in je antwoord komen? 

Tip
Iets met nationaal inkomen en met de omvang van de bevolking
Oplossing
Hoge exportwaarde van Nederland naar de VS:
1.VS heeft een hoog nationaal inkomen per hoofd van de bevolking
2.VS groot aantal inwoners waardoor ze niet alles zelf kunnen maken en daarom moeten ze importeren van het buitenland

Slide 19 - Slide

21. In deze opdracht 4 p's.
Je moet er 6 kennen. Boek
bladzijde 13 of bekijk het
filmpje

A=3
B=4
C=2
D=1

22. Hoeveel kilometer per jaar?
Let op enkele reis ze moet ook nog terug
Dus 35 km X 2 = 70 kilometer per dag. Vijf dagen per week en 40 weken.
70 kilometer X 5 X 40 = 14.000 kilometer ( 1p)

Slide 20 - Slide

Hoeveel liter benzine
heeft ze nodig per jaar? Hoeveel kost dit?
14.000 kilometer / 25 liter = 560 liter per jaar
560 X € 1,50 = € 840
23.

Welke procent som?

Achter woord dan onder de deel streep.

Totaal hotel en tandartsassistente uitrekenen
Hotel € 540  Tandartsassistente € 450.    Veschil € 90 duurder
Hoeveel % is  90 van € 450 ?
( € 90 / 450) X 100 = 20% duurder.

Slide 21 - Slide

24. Deze vraag mag je niet fout hebben.
25.


Weet je niet meer welke
soorten werkloosheid er zijn.
Of weet je niet meer precies
wat het is? Bekijk de filmpjes
LET OP opleiding staat er al kan je dus niet gebruiken!!!!!
Veantwoordelijkheid           
 Als er veel vraag is naar dit werk, Krappe arbeidsmarkt
Ervaring
Leeftijd
Zwaar en onaangenaam werk
1. behoeften
2. technologische ontwikkeling
3. structurele werkloosheid

Slide 22 - Slide

Soorten ontwikkelingshulp
  • Structurele hulp
    : Deze hulp is erop gericht om armoede te bestrijden door deze bij de oorzaak aan te pakken.  
  • Noodhulp
    : Acuut hulp geven dat direct nodig is, zoals bij een natuurramp, oorlog of uitbraak van een ziekte.  
  • Bilaterale hulp : Landen geven direct hulp aan elkaar. Bijvoorbeeld: Nederland geeft geld aan Uganda voor een nieuwe brug.  

Ontwikkelingshulp bestaat uit twee varianten:
  • Gebonden hulp : De bestemming van de hulp is met voorwaarden. 
  • Ongebonden hulp: De bestemming van de hulp is zonder voorwaarden. 

Slide 23 - Slide

26 Deze vraag mag je niet fout doen. 
27. Wat staat er in de tekst
gegeven? 


28. Gebruik de informatiebron
Hoeveel euro hebben ze van
particuliere ontvangen?


Structurele hulp omdat het gericht is op de lange termijn om de armoede te bestrijden
Tip
€ 60 miljard = 0,5 % van het NI van alle EU landen.
Hoeveel is 100 % ?
Ze wilde 0,7% van het totale NI uitgeven aan ontwikkelingshulp.
Bereken bedrag wat ze wilden uitgeven 
Oplossing
(€ 60 miljard / 0,5) X 100 = € 12.000 miljard( 1p)
Wilden hiervan 0,7% uitgeven.
(€ 12.000 miljard / 100) X 0,7 = € 84 miljard hadden ze willen uitgeven(1p)
Ze ontvangen totaal € 70 miljoen.
70 % komt van particuliere donaties.
€ 70 / 100 X 70 = € 49 miljoen van particulier.
Ze proberen je door 2 keer 70 te gebruiken in verwarring te brengen

Slide 24 - Slide

29. Kijk naar de uitleg over de
vicieuze cirkel. 

30. Je moet eerst uitzoeken
of lijn a of lijn b het land zonder onderwijs is want dat is
de vraag bij 1.
E
Weinig onderwijs dan zijn de inkomens ongelijker verdeeld.
Hoe ongelijker de inkomens zijn verdeeld hoe verder de lijn van de diagonaal(schuine lijn) ligt. We zeggen ook vaak hoe groter de buik.
Lijn B is dus met weinig onderwijs.

Slide 25 - Slide

1. 2,5 %
2. 9%


Even je geheugen opfrissen.
Stel dat de vraag geweest zou.
Hoeveel % verdient de rijkste 20% bij lijn A.
Wat is dan het antwoord en hoe kom je erop?

Slide 26 - Slide

De rijkste 20 % dat zijn dus de mensen van 80% naar 100%.
Dan ga je bij 80 % omhoog waar je lijk a kruist ga je naar links het inkomen aflezen.
De inkomens beginnen bij 60% en eindigen bij 100% dus ze verdienen 40 % van het inkomen.
De rijkste 20% van de bevolking verdient 40% vasn het inkomen

Slide 27 - Slide

31. Belangrijk dat je weet waar loonheffing uit bestaat. 
Welke procentsom moet je gebruiken?
Loonheffing= loonbelasting + premies volksverzekeringen
Oplossing
Naar loonheffing en sociale premies( zijn werknemersverzekering premies) € 108 + € 732 = € 840 deel
Brutoloon uitrekenen:
€ 108 + € 732 + € 1.560 = € 2.400 geheel (1p)
(€ 840 / € 2.400) / 100 = 35%

Slide 28 - Slide

32. Wat wordt er bedoeld met primair inkomen?


Brutoloon
33. Bijstandsuitkering wordt lager. Waarom neemt dan het aantal bijstandsuitkering af?
Daar moet je echt een antwoord op kunnen bedenken.
Het verschil tussen minimumloon en de bijstand wordt groter. Hierdoor willen mensen eerder gaan werken omdat het verschil in geld tussen werken en uitkering veel groter is. Het aantal bijstandsuitkeringen daalt.

Slide 29 - Slide

34. Gegeven i/a ratio = 
aantal inactieve/aantal actieve  = i/a ratio
         ?             /  6,2 miljoen      = 0,46
Nu ga je hetzelfde doen als bij wiskunde, naar de ander kant brengen dus de oplossing 
0,46 X 6,2 miljoen = 2.852.000 inactieven.

Slide 30 - Slide

35. Even rustig adem halen en logisch denken.
Dit kan je!!
36. Hoe kan de overheid zorgen voor werk-
gelegenheid, banen, door het belastinggeld?


Punten verdeling benoemen
1p en uitleg 1p
1. hogere
2.daallt
3.minder
4.meer
De overheid kan investeren in de infrastructuur. Deze inverstering levert banen op omdat er wegen aangelegd moeten worden of deRotterdamse haven moet groter worden gemaakt. Dit levert allemaal banen op.
De overheid is een grote werkgever. De ambtenaren worden betaald met belastinggeld. Geven dit uit vraag naar goederen en de werkgelegenheid stijgt.
Of met belastinggeld krijgen mensen bijstandsuitkeringen en hebben zo geld om uit te geven waardoor de vraag naar goederen stijgt en meer werkgelegenheid.

Slide 31 - Slide

37. Uit informatiebron 8. Logisch nadenken
38. Zie opdracht 21 filmpje uitleg 6 p's. Boek bladzijde 13.
39. Debet - en creditsaldo mag je niet fout doen.
40. Er wordt gegeven hoeveel hij per week spaart maar de vraag is hoeveel maanden hij moet sparen. Wat moet je nu eerst doen?
A
B
Debetsaldo = tekort = rood staan
Creditsaldo = positief

1. tekort
2. niet ( komt meer dan € 1.000 rood te staan)

Slide 32 - Slide

( 25 X 52) / 12 = € 108,33 per maand sparen (1p)
Hoeveel keer past 108,33 in € 1.149?
€ 1.149 / € 108,33 = 10,6 dus hij moet 11 maanden sparen.  (1p)
10 maanden is fout omdat hij dan nog net niet genoeg geld heeft.
41. Berekenen krediet kosten
Oplossing
24 X € 55 = € 1.320 - € 1.149 = € 171 kredietkosten
Als er ook gevraagd werd om hoeveel procent zijn de kredietkosten van de lening?  Formule deel / geheel X 100
(€ 171 / € 1.149) X 100  = 14,88 = 14,9% op 1 decimaal afgerond

40.

Slide 33 - Slide

42



Je moet bovenstaande bron gebruiken in je antwoord. Doe je dat niet dan geen punt.
Volgende bladzijde de omzettingstabel voor je cijfer.

De kredietverstrekker weet dan of de aanvrager van de lening achterstanden met terugbetalen heeft bij andere leningen. Als dat zo is, is de kans groot dat deze persoon ook deze lening niet op tijd teug betaalt en zal de kredietverstrekker de lening weigeren. Het risico van niet terugbetalende klanten wordt zo kleiner

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Link