This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Vermogensbelasting is een voorbeeld van ...
A
Solidariteitsbeginsel
B
Draagkrachtbeginsel
C
Profijtbeginsel
Slide 1 - Quiz
Moterrijtuigenbelasting is een voorbeeld van ...
A
Draagkrachtbeginsel
B
Profijtbeginsel
C
Solidariteitsbeginsel
Slide 2 - Quiz
Het progressief belastingstelsel valt onder het...
A
Profijtbeginsel
B
Draagkrachtbeginsel
C
Solidariteitsbeginsel
Slide 3 - Quiz
Welk begrip hoort bij de volgende omschrijving?
'Aanbieders van producten concurreren met elkaar.'
A
Producenten
B
Profijtbeginsel
C
Marktwerking
D
Kartel
Slide 4 - Quiz
Waar bestaat de loonheffing uit?
A
nettoloon en loonbelasting
B
loonbelasting en sociale premies werkgever
C
sociale premies werkgever en sociale premies werknemer
D
loonbelasting en sociale premies werknemer
Slide 5 - Quiz
Inkomstenbelasting is progressief want met hoger inkomen betaal je procentueel meer belasting.
A
Juist
B
Onjuist, het gaat hier om proportioneel belasting
C
Onjuist, het gaat hier om degressieve belasting
D
Wanneer hebben we extra lessen?
Slide 6 - Quiz
Roberto en Marije hebben samen € 31.500 spaargeld en € 34.640 aan beleggingen. Voor hen samen is het heffingsvrij vermogen € 50.000.-
Bereken de belasting in box 3 voor Roberto en Marije. Fictief rendement: 2,6% Daarover moet hij 30% belasting betalen.
Slide 7 - Open question
Het inkomen is 110.000. Het eigenwoningforfait is 4.500 en de hypotheekrente 14.200. Bereken het belastbaar inkomen.
Slide 8 - Open question
Het inkomen is 85.000. De WOZ-waarde is 410.000. Het eigenwoningforfaitpercentage is 0,75%. De hypotheek is 320.000. De hypotheekrente is 1,8%. Bereken het belastbaar inkomen
Slide 9 - Open question
Noem 3 verschillende aftrekposten voor het belastbaar inkomen (box 1)