Les pronoms personnels

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 4

Les pronoms personnels

Livre p 11

Référence #26: en ligne - p38 etc...

leerdoel:

- ik weet waarom een pronom personnel gebruikt wordt

- ik weet hoe ik de verschillende pronoms personnels moet gebruiken in het Frans

une chanson...

Angèle 

une chanson - un mot

Partie 1

leerdoel:

- ik kan een sujet - COD - COI bepalen in de zin

- ik kan een onderwerp - LV - MV bepalen in de zin

waarom moet ik dit kunnen?

Kan ik dat?

😒🙁😐🙂😃

Jean donne un cadeau à sa copine.
welk woord is het onderwerp?

Hoe bepaal je het onderwerp in de zin?

Jean donne un cadeau à sa copine.
welk woord is het LV?

Hoe bepaal je een LV in een zin?

Jean donne un cadeau à sa copine.
welk woord is MV?

Hoe bepaal je het MV in een zin?

Spiekbriefje

onderwerp = sujet

wie/wat de handeling van het werkwoord doet

je mange --> qui mange? = je = sujet

le train part à 7h --> quoi part? = le train = le sujet

qui / quoi + verbe

Spiekbriefje

LV = COD

sujet + verbe + qui/quoi

je mange quoi? --> une pomme = LV/COD

elle aime son ami --> elle aime qui? son ami = LV/COD

attention! NL <-- --> FR!

sujet + verbe + qui/quoi

Spiekbriefje

MV = COI

sujet + verbe + à qui / pour qui?

Elle téléphone à son frère --> elle téléphone à qui? = à son frère = MV / COI

Ik kan het onderwerp - LV - MV in een Franse zin bepalen

😒🙁😐🙂😃

Au travail!

exercice 9a 

individuel (en ligne) ou ensemble (Teams)

individuel? --> cadre Grammaire A (p11)

verschillende vormen in het Frans

ensemble? --> inoefenen verschillende functies in de zin om daarna verder te kunnen

Partie 2

leerdoel:

- ik kan de verschillende vormen van het persoonlijk voornaamwoord in het Frans gebruiken 

- ik kan het persoonlijk voornaamwoord op de correcte plaats in de zin gebruiken.

ik kan nu...

- de functie van een zelfstandig naamwoord of een persoonlijk voornaamwoord in de zin bepalen

- het persoonlijk voornaamwoord in de zin gebruiken

au travail: exercice 9b

Je regarde la télé

1. Je la regarde
2. Je le regarde
3. Je lui regarde

Elle rend visite à sa tante

1. Elle la rend visite
2. Elle le rend visite
3. Elle lui rend visite

On invite les élèves de la classe

1. On l'invite
2. On lui invite
3. On les invite
4. On leur invite

Au travail!

Grandes lignes:

Exercices 9c

10abc

en ligne: exercices supplémentaires

en ligne: la vidéo avec les explications