herhaling argumenteren

ARGUMENTEREN
1 / 31
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4,5

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

ARGUMENTEREN

Slide 1 - Slide

Doelen
  1. Je kent de begrippen standpunt, argument, tegenargument, weerlegging.
  2. Je (her)kent argumentatieschema's.
  3. Je kent argumentatiestructuren.
  4. Je weet wat drogredenen zijn. 

Slide 2 - Slide

Standpunt

Standpunt: mening over iets
                         positief, negatief of twijfelachtig

Signaalwoorden: ik vind dat, volgens mij, ik denk dat, dus,                                                  daarom, kortom, mijn conclusie is

Slide 3 - Slide

Argument
Argument: verdediging of aanval van een standpunt

Signaalwoorden: want, omdat, namelijk, aangezien, immers

Feitelijke argumenten: waar of onwaar, controleerbaar (het is zo, òf niet).                                                  
                                                 Ik ga boodschappen doen bij de Jumbo, want die zit bij mij om de hoek. 

Waarderende argumenten: argument geeft aan dat iets (on)wenselijk, (on)gepast, mooi of lelijk,
                                                          goed of slecht is. 
                                                          Ik ga boodschappen doen bij de Jumbo, want ik vind het een fijne
                                                          winkel. 

Slide 4 - Slide

Tegenargument en weerlegging
Tegenargument: ontkracht het standpunt

Weerlegging: ontkracht het argument (wordt tegenwoordig ook een tegenargument genoemd)

Slide 5 - Slide

Argumentatieschema's
argumentatie kan gebaseerd zijn op:
  1. oorzaak en gevolg
  2. kenmerk en eigenschap
  3. voor- en nadelen
  4. voorbeelden
  5. vergelijking
  6. autoriteit

Slide 6 - Slide

Het Nederlands verloedert want jongeren gebruiken steeds meer Engelse woorden als spam, hacken, gamen, cool, relaxed en chill.
Tekst
A
argumentatie op basis van vergelijking
B
argumentatie op basis van voor- en nadelen
C
argumentatie op basis van kenmerk of eigenschap
D
argumentatie op basis van oorzaak en gevolg

Slide 7 - Quiz

De opwarming van de aarde zorgt ervoor dat arme landen steeds meer problemen krijgen met hun watervoorziening. Zij hebben geen geld om water uit andere gebieden te halen, waardoor de tekorten aan drinkwater verder toenemen en het nog moeilijker wordt om voedsel te verbouwen
A
argumentatie op basis van vergelijking
B
argumentatie op basis van voorbeelden
C
argumentatie op basis van kenmerk of eigenschap
D
argumentatie op basis van oorzaak en gevolg.

Slide 8 - Quiz

Wij vonden het een prima appartement met een heerlijk terras en ideaal vlakbij zee. Negatief was dat de bedden compleet doorgelegen waren. Ook hadden wij nauwelijks warm water in de douche. En tot slot hadden wij erg veel kakkerlakken. Met kleine kinderen is dat niet echt prettig. Het waren gelukkig maar hele kleintjes, maar toch niet echt aangenaam. Al met al denk ik dat we de volgende keer toch een andere accommodatie boeken.
A
argumentatie op basis van vergelijking
B
argumentatie op basis van voor- en nadelen
C
argumentatie op basis van kenmerk of eigenschap
D
argumentatie op basis van voorbeelden

Slide 9 - Quiz

Het was mooi om te zien dat zoveel supporters ons kwamen steunen. Ook bij een eerdere uitwedstrijd was dit het geval en toen liep het goed af. Ik verwacht zaterdag met twee bussen supporters dan ook een overwinning bij de wedstrijd tegen Amsterdam.
A
argumentatie op basis van voorbeelden
B
argumentatie op basis van voor- en nadelen
C
argumentatie op basis van oorzaak en gevolg
D
argumentatie op basis van vergelijking

Slide 10 - Quiz

Als Jett Rebel volgend jaar optreedt op Lowlands gaan we zeker weer naar het festival. Vorige keer was hij ook top.
A
argumentatie op basis van voorbeelden
B
argumentatie op basis van vergelijking
C
argumentatie op basis van oorzaak en gevolg
D
argumentatie op basis van kenmerk of eigenschap

Slide 11 - Quiz

Klimaatverandering is zeker van invloed op de gezondheid van de mensen. Vooral oudere mensen kunnen slecht tegen hitte. Er zullen daardoor alleen in Europa al nog meer mensen overlijden dan de tienduizenden mensen die nu al per jaar door de hitte sterven.
A
argumentatie op basis van oorzaak en gevolg
B
argumentatie op basis van vergelijking
C
argumentatie op basis van voorbeelden
D
argumentatie op basis van kenmerk of eigenschap

Slide 12 - Quiz

Volgens zijn arts heeft hij bloedarmoede. Hij had namelijk allerlei symptomen die er op wijzen: last van vermoeidheid, hartkloppingen, duizeligheid, oorsuizingen en hoofdpijn.
A
argumentatie op basis van voor- en nadelen
B
argumentatie op basis van kenmerk of eigenschap
C
argumentatie op basis van vergelijking
D
argumentatie op basis van voorbeelden

Slide 13 - Quiz

Suiker blijkt veel ongezonder dan onverzadigd vet te zijn. Het Voedingscentrum presenteert dit in zijn nieuwe Schijf van Vijf en biedt alternatieven.
A
argumentatie op basis van autoriteit
B
argumentatie op basis van voorbeelden
C
argumentatie op basis van kenmerk of eigenschap
D
argumentatie op basis van vergelijking

Slide 14 - Quiz

Argumentatiestructuur
De argumentatiestructuur is een weergave van de wijze waarop in een tekst of tekstdeel argumenten met elkaar en met het standpunt samenhangen.

We onderscheiden drie basisvormen van argumentatie:

Enkelvoudige argumentatie
Onderschikkende argumentatie
Nevenschikkende argumentatie

Slide 15 - Slide

Enkelvoudige argumentatie
Een standpunt met één argument. 



Slide 16 - Slide

Onderschikkende argumentatie
Een argumentatie waarin twee of meer argumenten gezamenlijk het standpunt ondersteunen.

De argumenten in nevenschikkende argumentatie kunnen:
- afhankelijk zijn
- onafhankelijk (ze vormen ieder op zich een zelfstandig argument voor het standpunt).

Slide 17 - Slide

Nevenschikkende argumentatie
Een argumentatie waarin twee of meer argumenten gezamenlijk het standpunt ondersteunen.
De argumenten in nevenschikkende argumentatie kunnen:
- onafhankelijk (ze vormen ieder op zich een zelfstandig argument voor het standpunt) of



- afhankelijk zijn (ze zijn samen nodig om het standpunt te ondersteunen).



Slide 18 - Slide

Drogredenen
Fouten in de argumentatie. 

Twee groepen:
  1. onjuist gebruik van argumentatieschema's
  2. overtreden van discussieregels

Slide 19 - Slide

Onjuist gebruik argumenatieschema's
  1. onjuist beroep op oorzaak-gevolgschema 
    (Jeroen zal nooit zijn vwo-diploma halen, want bij hem thuis hebben ze nog steeds geen internet.)
  2. onjuist beroep op kenmerk of eigenschapschema
    (Meneer Van Dam kan goed met pubers opschieten, dus hij zal vast een goede docent zijn.)
  3. onjuist beroep op voor- en nadelenschema
    (overdrijven voor- en nadelen: Je moet gaan hardlopen. Je geheugen wordt beter, je wordt fitter en je geheugen gaat met sprongen vooruit. 
    Vals dilemma: Je moet SP stemmen, tenzij je een rechtse regering wil.)
  4. onjuist beroep op voorbeeldschema: overhaaste generalisatie.
    (In Spanje worden nog steeds stierengevechten gehouden. Zuid-Europeanen hebben geen respect voor dieren)

Slide 20 - Slide

Vervolg
5. Onjuist beroep op vergelijkingsschema: verkeerde vergelijking.
(In de trein hoeven geen toiletten te zitten. In de bus zijn ook geen wc's.)
6. Onjuist beroep op autoriteitsschema. 
(De jury bij de turnwedstrijd had geen enkele fout gemaakt. Dat vond Rutte ook.)

Slide 21 - Slide

Overtreden discussieregels
  1. Persoonlijke aanval. 
    (Wat weet een dronkenlap als jij nou van politiek. )
  2.  Ontduiken van bewijslast. 
    (Bewijs jij maar eens dat je dat artikel zelf hebt geschreven.)
  3. Vertekenen van het standpunt.
    (Wie zwijgt, stemt toe.) (Je wil de kerstsfeer verpesten door te zeggen dat je een vegetarisch kerstdiner wil.)
  4. Bespelen van het publiek. 
    (Alleen hele domme mensen zullen het niet met mij eens zijn.)
  5. Cirkelredenering. 
    (Ik heb dat niet gestolen, want ik ben geen dief.)

Slide 22 - Slide

Noteer bij elke uitspraak van welke drogreden er sprake is. 
  1. Veel ouderen die op een e-bike rijden hebben een ongeluk gehad, dus het rijden met een e-bike is gevaarlijk. 
  2. Mijn opa dronk elke dag een paar glazen alcohol en hij is 98 geworden. Alcohol drinken is dus helemaal niet ongezond. 
  3. Ga jij niet naar de wedstrijd? Dus jij gaat je lekker zitten vervelen in je eentje. 
  4. Wat weet jij nu van gezondheid, je weegt zelf 105 kilo!
  5. Ik vind haar niet aardig, want ik mag haar niet. 
  6. Het geschiedenisonderwijs kan beter worden afgeschaft. Wat gebeurd is, is gebeurd. Een versleten jas gooi je toch ook weg? 
  7. Hardlopen is helemaal niet gezond. Bij de marathon van vorige week is een man in elkaar gezakt en ter plekke overleden aan een hartaanval. 

Slide 23 - Slide

Vervolg opdracht
8. Iemand die niet voor af een proefexamen maakt, haalt een slecht resultaat. Jim heeft een onvoldoende. hij heeft het proeftentamen dus niet gemaakt. 
9. Ik ben tegen de doodstraf. Ieder weldenkend mens is toch tegen!
10.Ik weet zeker dat deze maaltijd gezond is. Dat heeft mijn fitnesstrainer zelf gezegd. 
11. Als je tegen Zwarte Piet bent, ben je geen echte Nederlander. 
12.Sinds ze iPads op school gebruiken, zijn de resultaten voor de rekentoets achteruit gegaan. 
13 Nederland stelt niets voor, want het is maar een klein kikkerlandje. 
14. Bewijst u maar dat u daar niet te hard reed. 
15. Wat weet jij nou van voetbal? Je kan nog geen deuk in een pakje boter trappen. 
16. Dus jij vindt dat Natuurmonumenten geen goed werk verricht? Het milieu interesseer jou niets.

Slide 24 - Slide

Antwoorden. 
1. onjuist beroep oorzaak / gevolg (causaliteit)
2. overhaaste generalisatie
3. vertekenen stanpunt
4. persoonlijke aanval
5.cirkelredenering
6. verkeerde vergelijking
7. overhaaste generalisatie
8. onjuist beroep oorzaak / gevolg (causaliteit)
9. ontduiken bewijslast
10. onjuist beroep op autoriteit
11. ontduiken bewijslast
12. onjuist beroep oorzaak / gevolg (causaliteit)
13. persoonlijke aanval
14. ontduiken bewijslast
15 persoonlijke aanval    16. vertekenen standpunt

Slide 25 - Slide

Aanvaardbaarheid argumentatie
Argumentatie is aanvaardbaar als:

  1.  argumenten aanvaardbaar zijn
  2. argumenten relevant zijn (aannemelijk zijn, geen drogreden)
  3. argumenten onderling consistent zijn (elkaar niet tegenspreken).
  4. Argumenten samen toereikend zijn voor het ingenomen standpunt. 

Slide 26 - Slide

Het zal mij verbazen als dit jaar de carnavalsoptocht in De Bosch doorgaat. [Er wordt namelijk een erg harde wind voorspeld.]
A
Standpunt
B
Argument

Slide 27 - Quiz

Wat is een weerlegging?
A
een herhaling van je standpunt
B
een tegenargument
C
een ontkrachting van een (tegen)argument
D
een nieuw argument

Slide 28 - Quiz

Omdat we verplicht zijn om mensen in nood altijd te helpen (argument), vind ik dat we alle vluchtelingen in Nederland moeten opnemen (standpunt).
A
Feitelijk argument
B
Waarderend argument

Slide 29 - Quiz

Israël en de Palestijnen zullen niet snel nader tot elkaar komen (standpunt); ze hebben immers nu al meer dan zestig jaar een ernstig conflict (argument).
A
Feitelijk argument
B
Waarderend argument

Slide 30 - Quiz

Standpunt
A1
A2
T.A.1
Weerlegging
Subargument
Voorbeeld argumentatieschema

Slide 31 - Slide