This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Herhaling 6.2: Een schaatsster schaatst 1500 m in 1 min en 58,10 s. Bereken haar gemiddelde snelheid. Voer je antwoord (met eenheid!) in!
Slide 2 - Open question
Slide 3 - Slide
Els gaat een rondje lopen. Zij loopt flink door en heeft een gemiddelde snelheid van 5,8 km/h. Ze besluit anderhalf uur te lopen. Welke afstand heeft Els in anderhalf uur afgelegd? Voer je antwoord (met eenheid) in.
Slide 4 - Open question
Slide 5 - Slide
Herhaling 6.2 Sleep het juiste begrip naar de juiste afbeelding.
Versnelde beweging
Vertraagde beweging
Eenparige beweging
Slide 6 - Drag question
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Welke heeft een langere remweg?
A
Auto links
B
Auto rechts
Slide 10 - Quiz
Welke auto zal de kortste remweg hebben?
A
Auto die 180 km/h rijdt
B
Auto die 20 km/h rijdt
C
Auto die 50 km/h rijdt
D
Auto die 130 km/rijdt
Slide 11 - Quiz
Welke auto zal de langste remweg hebben?
A
Auto die 180 km/h rijdt
B
Auto die 20 km/h rijdt
C
Auto die 50 km/h rijdt
D
Auto die 130 km/rijdt
Slide 12 - Quiz
Slide 13 - Slide
Als ze allemaal even snel rijden, welk voertuig zal de langste remweg hebben?
A
Auto
B
Fiets
C
Vrachtwagen
D
Motor
Slide 14 - Quiz
Als ze allemaal even snel rijden, welk voertuig zal de kortste remweg hebben?
A
Auto
B
Fiets
C
Vrachtwagen
D
Motor
Slide 15 - Quiz
Slide 16 - Slide
Truus rijdt met een constante snelheid van 60 km/h met haar auto. Haar reactietijd is 0,8 s. Bereken haar reactie-afstand.
Slide 17 - Open question
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Slide
Truus rijdt met een constante snelheid met haar auto. Haar reactieafstand is 13,3 m (net uitgerekend) en haar remweg is 15 m. Bereken de stopafstand.