§4.3 Ongelijkheid in arme en rijke landen (TH)

§4.3 Ongelijkheid in arme en rijke landen
1 / 10
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

§4.3 Ongelijkheid in arme en rijke landen

Slide 1 - Slide

Leerdoelen

  1.  Je kent het verschil tussen sociale en regionale ongelijkheid en tussen de formele en informele sector.
  2. Je begrijpt hoe je die begrippen kunt gebruiken bij het behalen van de rijkdom van een gebied.
  3. Je kunt met gegevens over de beroepsbevolking bepalen of een land arm of rijk is.

Slide 2 - Slide

Informele sector
Arme mensen in ontwikkelingslanden of periferie landen werken in de informele sector.

Dit werk is niet officieel. Inkomsten verschillen per dag. 
Ben je ziek, dan geen inkomsten. Men betaalt geen belasting.

Slide 3 - Slide

Sociale ongelijkheid
In arme of ontwikkelingslanden zijn grote verschillen tussen arm en rijk.

Arme hebben geen toegang tot:
- basisvoorzieningen zoals gezondheidszorg, schoon drinkwater of onderwijs. 

Rijken hebben dat wel.

Slide 4 - Slide

Formele sector
Mensen kunnen ook werken in de formele sector
- Vast werk.
- Betalen belasting.
- Elke maand hetzelfde loon.
- Ben je ziek, toch loon.

Slide 5 - Slide

Regionale ongelijkheid
Soms zijn er in een land, wijk of kleiner gebied grote inkomensverschillen tussen de mensen die er wonen.

Bijvoorbeeld tussen stad en platteland.

Daarom gaan veel arme van het platteland naar de stad.


Slide 6 - Slide

Beroepsbevolking
De beroepsbevolking zijn de mensen die werken tegen betaling  & de werkelozen.

Je kunt werken in drie verschillende groepen:

1. landbouw (primaire sector)
2. Industrie (secundaire sector)
3. Diensten (tertiaire sector)

Slide 7 - Slide

Wat wordt er uitgedrukt met regionale ongelijkheid?
A
Verschil in inkomen tussen arm en rijk.
B
Verschil in basisvoorzieningen.

Slide 8 - Quiz

Noem een voorbeeld van een baantje in de formele sector.

Slide 9 - Open question

Noem een voorbeeld van een baantje in de informele sector.

Slide 10 - Open question