mentorles Burgerschap H3 Ik ben vrij en gelijk aan anderen

Overal burgerschap
Hoofdstuk 3: Ik ben vrij en gelijk aan anderen

Je leert wat vrijheid en gelijkheid is, waar je wel vrij en gelijk bent en waar niet.

Ontdekken
Je mening vormen
Doen!

1 / 27
next
Slide 1: Slide
BurgerschapMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Overal burgerschap
Hoofdstuk 3: Ik ben vrij en gelijk aan anderen

Je leert wat vrijheid en gelijkheid is, waar je wel vrij en gelijk bent en waar niet.

Ontdekken
Je mening vormen
Doen!

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
Ik kan…
samen met mijn klas regels opstellen waar ik me aan kan houden;
vertellen wat hoort bij vrijheid, gelijkheid en solidariteit.

vrijheid = Kunnen zijn, doen en laten zonder dat daar gevolgen voor zijn.
gelijkheid = iedereen heeft de dezelfde rechten
solidariteit = Je voelt je verbonden met andere mensen en je bent er voor elkaar.

Slide 2 - Slide

Wat betekent vrijheid, voor jou? Denk er een minuut over na.

Slide 3 - Open question

Wat betekent gelijkheid en solidariteit voor jou? Denk er een minuut over na.

Slide 4 - Open question

Wanneer ben je vrij en gelijk?
We leren dit door te:

Praten over wat je wilt leren, samen afspreken wat belangrijk is in de klas, regels in andere landen, verbondenheid, iets over rechten, meningen van mensen.

Samen in gesprek
Leren met het boek
Samen opdrachten maken
Eindopdracht

Slide 5 - Slide

Nederland
Democratische rechtstaat:

Je mag een mening hebben
Je mag stemmen, en onze leiders worden door ons gekozen.

Je wordt door de wet beschermd
Je hebt recht op een advocaat tijdens een rechtszaak.

Slide 6 - Slide

Minder vrije landen:
China
Rusland
Noord-Korea

en ......??

Slide 7 - Slide

Ik ben te vertrouwen
'Op jou kan ik bouwen!'
Hoor je dat wel eens?
'Met jou kan ik een afspraak maken! Of: 'Ik heb vertrouwen in je!'

Hoe komt dat? De afspraken die jij maakt met anderen, die kom je na. Je houdt je aan die afspraken. Daardoor vertrouwen mensen je!
Op die manier krijg je ook meer vrijheid van mensen. Mensen kunnen je meer loslaten, omdat ze weten dat je de afspraken nakomt.

Ook in de klas zijn afspraken heel belangrijk! Ook hier geldt dit! hoe meer je je afspraken nakomt,
hoe meer mensen je vertrouwen en je los kunnen laten!

Slide 8 - Slide

Welke drie regels op school of in de klas vind jij het belangrijkst?

Slide 9 - Open question

Bespreek met je buurman of buurvrouw: welke 2 regels vinden jullie het belangrijkst op school en in de klas?

Slide 10 - Open question

De gevolgen: het gebeurt dat iemand de regels overtreedt op school. Wat kan dan een gevolg zijn?

Slide 11 - Open question

Basiswaarden
We hebben ongeveer 8 basiswaarden bij burgerschap / levo

1 vrijheid van meningsuiting
2 gelijkwaardigheid
3 verdraagzaamheid
4 afwijzen van van onverdraagzaamheid
5 afwijzen van discriminatie
6 autonomie
7 verantwoordelijkheidsbesef

Slide 12 - Slide

Opdracht
Je krijgt van mij de basiswaarden 

Opdracht:
1. bespreek in 4-tallen wat elke waarde betekent
2. geef van elke waarde een (praktijk) voorbeeld


Slide 13 - Slide

Hoe ik de regels in het land kan bepalen.
We hebben geleerd dat er 8 basiswaarden zijn.

Nu gaan we kijken hoe vrij je bent om met andere mensen de regels van dit land te bepalen.
Hoe je dat doet? Door ......
Kies je ervoor om wel of niet te gaan stemmen.
Van klein >>> groot.

Slide 14 - Slide

Welke keuze maak je..?
Nathalie is 12 jaar en heeft een vriendin: Saacha. Zij is wat ouder: 15 jaar

Op een dag zegt Sacha, laten we morgen spijbelen! Gewoon naar het centrum. Nathalie vind het spannend, maar het heeft ook wel iets. De volgende dag lopen ze door de stad.
Sacha zegt: ik hebt nog een hoesje nodig voor mijn telefoon, en ze vraag Nathalie om het hoesje te stelen......
Op een bordje bij de ingang van de winkel staat: 'Dieven opgelet! jullie worden zwaar bestraft!'
Wat moet ze nu doen? Haar vriendin helpen? Maar wat als ze gepakt wordt?
Of moet ze de veilige weg kiezen?  Dan steelt ze niet.... maar dan wordt Sacha misschien wel boos.

Slide 15 - Slide

In het verhaal staat Nathalie voor een keuze: wel of niet stelen? Wat zou jij in deze situatie doen? leg uit waarom

Slide 16 - Open question

Verkeerde keuze gemaakt en dan?
Nathalie voelt zich niet fijn om te kiezen tussen wel of niet stelen. Daarom bedenkt ze wat ze nog meer kan doen.
Ze zou om hulp kunnen vragen. aan iemand op straat, haar vader, de politie, de meneer of mevrouw van de winkel of iemand van school.


Slide 17 - Slide

Wat zou jij doen en waarom?

Slide 18 - Open question

Iedereen heeft rechten!
Tijdens haar taakstraf moet Nathalie vuil op straat opruimen.
Dit moet ze doen met Kamla en Rachid. Kamla vertelt dat ze allebei ook iets gestolen hebben. En dan vertelt Kamla iets wat Nathalie erg verbaast:

Kamla heeft een taakstraf gekregen van 40 uur en een boete van 640 euro en Rachid zelfs meer!
Een straf moet toch voor iedereen hetzelfde zijn? 'We gaan protesteren! We maken borden met tekst en dan gaan we op het plein staan!

Slide 19 - Slide

Ik mag als 12-jarig kind protesteren op het plein
A
mag wel
B
mag niet
C
mag wel, maar met regels over tijdstip
D
mag wel, maar alleen onder begeleiding van volwassenen

Slide 20 - Quiz

Ik mag iets uit een winkel pakken zonder te betalen
A
mag wel
B
mag niet

Slide 21 - Quiz

De overheid mag verschillende straffen geven voor dezelfde overtreding
A
mag wel
B
mag niet
C
mag soms

Slide 22 - Quiz

Ik mag zelf bepalen of ik wel of niet naar school ga
A
mag wel
B
mag niet
C
mag bij bepaalde omstandigheden

Slide 23 - Quiz

Ik mag zelf bepalen wat ik leer
A
mag wel
B
mag niet

Slide 24 - Quiz

Ik mag werken om geld te verdienen
A
mag wel
B
mag niet
C
mag wel, maar er zijn wel regels
D
mag net zolang ik op school zit

Slide 25 - Quiz

De overheid mag mij extra in de gaten houden om mij te beschermen.
A
mag wel
B
mag niet
C
mag wel, maar alleen onder bijzondere omstandigheden

Slide 26 - Quiz

Ik mag nog niet op Whatsapp, Instagram of andere social media, dat mag pas als ik 18 jaar ben.
A
mag wel
B
mag wel, maar met beperkingen
C
mag niet

Slide 27 - Quiz