Making Questions Present Simple + Past Simple

• Engels
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 2

Making Questions 

Present Simple + Past Simple

Lesdoelen

Aan het einde van de les...

 kan je vragend zinnen maken in de present simple and in de past simple

Hoe maak je een vragend zin in de Present Simple?

Do/Does + onderwerp + hele werkwoord

Do I/you/we/they + werkwoord

Do I go? Do you run? Do we think? Do they come?

Does + he/she/it + werkwoord

Does he go? Does she fly? Does it work?

Do/Does + Hele werkwoord

He/she/it

shit-rule

Stam= kortste vorm van werkwoord

NIET waits, maar  wait

NIET sits, maar sit

NIET likes, maar like

Uitzondering

Er zijn drie werkwoorden die je gewoon vooraan in de zin mag zetten bij het maken van vragen:

- To be (am, is, are)

- Can

- Have/Has

He can speak English -> Can he speak English?

Questions (vragen)
... Kevin ... in the kitchen?

1. Do/cooks
2. Does/cook
3. Does/cooks
4. Do/cook

Questions (vragen)
... you ... your teacher?

1. Do/like
2. Does/likes
3. Do/likes
4. Does/like

Questions (vragen)
... he ... a lot?

1. Does/studies
2. Do/study
3. Does/study
4. Do/studies

Schrijf de hele vraag goed op (vergeet het vraagteken niet):
she / play / tennis / ?

Schrijf de hele vraag goed op (vergeet het vraagteken niet):
I / am / 23 years old / ?

Schrijf de hele vraag goed op (vergeet het vraagteken niet):
I / can / speak / German / ?

Schrijf de hele vraag goed op (vergeet het vraagteken niet):
I / like / maths / ?

Schrijf de hele vraag goed op (vergeet het vraagteken niet):
they / go / to the same school / ?

En nu.. hoe maak je een vraag in de past simple?

Did + onderwerp + hele werkwoord (kortste vorm van werkwoord)

Examples: Did you go there? Did he like it? Did they find the way? Did she do her homework?

Did + hele werkwoord 

Stam= kortste vorm van werkwoord

NIET waits, maar wait

NIET sits, maar sit

NIET likes, maar like

Maak hier een vraag van:
I went to school.

1. Did I go to school?
2. Did I went to school?

Maak hier een vraag van:
They walked home.

1. Did they walked home?
2. Did they walk home?

Maak hier een vraag van:
She told a story.

1. Did she tell a story?
2. Did she told a story?

Maak hier een vraag van:
I liked that band.

1. Did I liked that band?
2. Did I like that band?

Maak hier een vraag van:
You slept for an hour.

1. Did you sleep for an hour?
2. Did you slept for an hour?

Maak hier een vraag van:
He lived in Rotterdam.

1. Did he lived in Rotterdam?
2. Did he live in Rotterdam?

Tijdens het oefenen

1. Kijk eerst als er een vorm van to be, can, have got in de zin staat. 

2. Staat het niet? 

3. Present Simple -> Do/Does

4. Past Simple -> Did (let op onregelmatige werkwoorden!!)

www.english-4u.de

www.perfect-english-grammar.com

www.montsemorales.com