Na klar A5 Grammatica C,D

Herzlich willkommen 
1 / 28
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Herzlich willkommen 

Slide 1 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord

Slide 2 - Slide

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
Das ist ein Auto.

Das ist ein rotes Auto.

Das ist ein rotes, schnelles Auto

Slide 3 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord & de 1e naamval
M
V
O
MV
1e
der / ein
+e / +er
die / eine
+e
das / ein
+e / +es
die / keine
+en
Help!
Om dit te begrijpen, moet je eerst de les over de 1e naamval & ein-Gruppe gevolgd hebben!
Kom daarna hier weer terug.
(mijn) Großmutter hat eine Katze.
 = meine Großmutter

(mijn lieve) Großmutter hat eine Katze.
ond +1 v = meine liebe Großmutter
vrouwelijke woorden
uitleg

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

M
V
O
MV
1e
der / ein
+e / +er
die / eine
+e
das / ein
+e / +es
die / keine
+en
3e
dem / einem
+en
der / einer
+en
dem / einem
+en
den / keinen
+en
4e
den / einen
+en
die / eine
+e
das / ein
+e / +es
die / keine
+en
M
V
O
MV
1e
der / ein
+e / +er
die / eine
+e
das / ein
+e / +es
die / keine
+en
3e
dem / einem
+en
der / einer
+en
dem / einem
+en
den / keinen
+en
4e
den / einen
+en
die / eine
+e
das / ein
+e / +es
die / keine
+en

Slide 7 - Slide

Ich habe ein ______ (mooi) Haus.
1 / 7
A
schön
B
schönes
C
schöne
D
schöner

Slide 8 - Quiz

Mein Hund ist __________ (een lieve) Hund.
2 / 7
A
ein lieb Hund
B
einen liebe Hund
C
einen lieben Hund
D
ein lieber Hund

Slide 9 - Quiz

_______ (de stille vrouw) hat ihr Auto kaputt gefahren.
3 / 7
A
Die stille Frau
B
Der stillen Frau
C
Die stiller Frau
D
Der stille Frau

Slide 10 - Quiz

Während __________ (de lange) Ferien, machen wir nichts.
4 / 7
A
die lange
B
des lang
C
des langen
D
die langer

Slide 11 - Quiz

Hoe kan ik de uitgangen van het bijvoeglijk naamwoord onthouden?
5 / 7
A
met een auto
B
met een huis
C
met een dier
D
met een sleutel

Slide 12 - Quiz

Substantiviertes Adjektiv

Slide 13 - Slide

Bijvoeglijke naamwoorden kunnen als 
zelfstandig naamwoord gebruikt worden.

Slide 14 - Slide

Substantiviertes Adjektiv
Substantiviertes Adjektiv betekent dat een bijvoeglijk naamwoord als zelfstandig naamwoord wordt gebruikt. Je haalt het zelfstandignaamwoord weg en plaatst een hoofdletter.
Voorbeeld:
- de gelukkige man = der glückliche Mann
- de gelukkige = der/die Glückliche
- de zieke vrouw = die kranke Frau
- de zieke = der/die Kranke

Slide 15 - Slide




De zelfstandig gebruikte bijvoeglijke naamwoorden 

(de zieke, de bekende, de werkloze) 

worden als bijvoeglijke naamwoorden verbogen. 

Ze worden wel met een hoofdletter geschreven.

Slide 16 - Slide

Drie factoren bepalen de vorm 
van het zelfstandig gebruikt bijvoeglijk naamwoord:
1.  Het geslacht : der Alte (m), die Alte (v), die Alten (mv)
2. De groep : der Alte ( Der-groep), ein Alter (Ein-groep), Alter (0 )
3. De naamval: der Alte, des Alten, mit dem Alten, für den Alten 

Slide 17 - Slide

Wanner de zelfstandig gebruikte bijvoeglijke naamwoorden niet op personen slaan zijn ze altijd onzijdig en staan in het enkelvoud.

Denk aan: Im Westen nichts Neues.

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Wo hast du unseren Bekannt---- gesehen?
A
e
B
er
C
es
D
en

Slide 20 - Quiz

Der Betrunken_____ fährt nicht mit dem Auto.
A
e
B
er
C
es
D
en

Slide 21 - Quiz

Die Reisend____ im Bus waren meist Jugendliche.
A
e
B
er
C
es
D
en

Slide 22 - Quiz

Die Koffer meiner ... (v) sind vor einer Stunde gestohlen worden.
A
Verlobter
B
Verlobte
C
Verlobten

Slide 23 - Quiz

Mein Freund hat eine ... (v) geheiratet.
A
Deutsche
B
Deutschen
C
Deutscher

Slide 24 - Quiz

Der Zustand der ... (mv) war ziemlich gut.
A
Verunglücktem
B
Verunglückten
C
Verunglückter
D
Verunglückte

Slide 25 - Quiz

Ein ... (m) besuchte die Patienten im Krankenhaus.
A
Geistlicher
B
Geistliches
C
Geistlichen
D
Geistliche

Slide 26 - Quiz

Die ... (v) hält gerade vor unserem Haus.
A
Elektrische
B
Elektrischen
C
Elektrischer
D
Elektrisches

Slide 27 - Quiz

Ein ... (m) im Rathaus hat mir sehr gut geholfen.
A
Beamten
B
Beamtem
C
Beamte
D
Beamter

Slide 28 - Quiz