P3 / H 1 + 2 (wat weet je nog?)

Wat gaan we doen vandaag?
Theorie
Wat weet je nog! LessonUp t/m slide 41
- Op Classroom maken: Test je kennis 1 + 2
Praktijkopdrachten 
- Blz 210 - opdracht 2.01 a, b, c, d, e, / brainstormen
- Blz 213 - opdracht 2.02 / voorbereiden
1 / 50
next
Slide 1: Slide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 50 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

Items in this lesson

Wat gaan we doen vandaag?
Theorie
Wat weet je nog! LessonUp t/m slide 41
- Op Classroom maken: Test je kennis 1 + 2
Praktijkopdrachten 
- Blz 210 - opdracht 2.01 a, b, c, d, e, / brainstormen
- Blz 213 - opdracht 2.02 / voorbereiden

Slide 1 - Slide

Mens en Activiteit
 H1
Kennismaken met activiteiten en organisaties.
Wat weet je nog?

Slide 2 - Slide

Wat weet je nog over:

- Welke soorten activiteiten er zijn;
- Welke organisaties activiteiten aanbieden;
- Wat voor soort activiteiten deze organisaties aanbieden;
- Activiteiten met een thema;
- Voor welke doelgroepen de organisaties activiteiten aanbieden.

Slide 3 - Slide


Wat betekent recreatie?

A
Sport
B
Bewegen.
C
Wandelen
D
Ontspanning

Slide 4 - Quiz

Welke soort activiteit is ‘Eten met je buren?

A
Educatieve activiteit.
B
Recreatieve activiteit.
C
Sociale activiteit.
D
Sportactiviteit.

Slide 5 - Quiz

In het buurthuis wordt een avond georganiseerd waar informatie is te
krijgen over geldzaken. Wat is dit?


A
Educatieve activiteit.
B
Voorlichtingsactiviteit.
C
Sociale activiteit.
D
Thema activiteit

Slide 6 - Quiz

Soorten activiteit
1. Sportieve activiteiten:
Bij sportieve activiteiten denk je al gauw aan voetbal of aan hockey.             Maar binnen welzijn en zorg gaat het om iedere vorm van beweging.

2. Recreatieve activiteiten:
Recreatie betekent: ontspanning of vrijetijdsbesteding. Met deze activiteiten wil je bereiken dat mensen een plezierige tijd hebben.


Dit zijn activiteiten waarbij mensen contact kunnen maken met elkaar. Het doel van deze activiteiten is het bevorderen van sociale contacten.
4. Educatieve activiteiten:
Dit zijn activiteiten waarbij je iets leert.
5. Thema activiteiten:
zijn activiteiten die gaan over een onderwerp waarmee deelnemers in een bepaalde periode ervaring in op doen.
6. Voorlichtingsactiviteiten:
Voorlichting geven is het geven van informatie over een bepaald onderwerp.






Slide 7 - Slide

Soorten activiteit

3. Sociale activiteiten:
Dit zijn activiteiten waarbij mensen contact kunnen maken met elkaar. Het doel van deze activiteiten is het bevorderen van sociale contacten.


4. Educatieve activiteiten: 
Dit zijn activiteiten waarbij je iets leert. 



5. Thema activiteiten:
zijn activiteiten die gaan over een onderwerp waarmee deelnemers in een bepaalde periode ervaring in op doen.
6. Voorlichtingsactiviteiten:
Voorlichting geven is het geven van informatie over een bepaald onderwerp.






Slide 8 - Slide

Soorten activiteit


5. Thema activiteiten:
zijn activiteiten die gaan over een onderwerp waarmee deelnemers in een bepaalde periode ervaring in op doen.

6. Voorlichtingsactiviteiten:
Voorlichting geven is het geven van informatie over een bepaald onderwerp.




Slide 9 - Slide

Activiteit voor ouderen:

De BeleefTV - activiteiten dementerende ouderen video;

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Individuele en groepsactiviteiten 

- Individuele activiteiten doe je met iemand alleen.

- Groepsactiviteiten doe je met meer mensen tegelijk.

Slide 12 - Slide

Groepen

Verticale groepen: zijn groepen met verschillende leeftijden.

Horizontale groepen: zijn groepen waarbij alle deelnemers even oud zijn.

Slide 13 - Slide


Wat is een voorbeeld van een heterogene groep?

A
Groep kinderen in dezelfde leeftijd.
B
Groep vrouwen.
C
Groep jongeren en ouderen.
D
Groep slechtzienden.

Slide 14 - Quiz

Uitleg - Groepen
Heterogene groepen: zijn groepen waarin mensen zitten met verschillende eigenschappen, interesses, leeftijden of verschillende geslacht. 

Homogene groepen: zijn groepen waarin mensen zitten met dezelfde eigenschappen, interesses, leeftijden of hetzelfde geslacht.

Slide 15 - Slide

Nu nog een keer dezelfe vraag!

Heterogene groepen

Homogene groepen

Slide 16 - Slide


Wat is een voorbeeld van een heterogene groep?

A
Groep kinderen in dezelfde leeftijd.
B
Groep jongeren en ouderen.
C
Groep vrouwen
D
Groep slechtzienden.

Slide 17 - Quiz

Doelen van activiteiten
Activiteiten worden altijd georganiseerd met een bepaald doel.
Er zijn verschillende doelen:
• ontspanning
• ontwikkeling/leren
• zelfstandigheid • beweging
• contactleggen

Slide 18 - Slide

Op de dagbesteding wordt een muziekavond georganiseerd. Wat kan het doel zijn van deze activiteit?

A
Ontspanning
B
ontwikkeling/leren
C
zelfstandigheid
D
beweging

Slide 19 - Quiz

Kinderopvang, buurthuis en wijkcentrum 

- Kinderdagverblijf ( nul tot vier jaar )
- Peuterspeelzaal ( tussen de twee en vier jaar3 ).                            - - Buitenschoolse opvang(BSO), ( 4 t/m 12 jaar )
- Een buurthuis en wijkcentrum 
- Jongerencentrum

Slide 20 - Slide


Wie kunnen gebruik maken van de BSO?
A
Kinderen van 14 jaar en ouder.
B
Kinderen die verpleegd moeten worden.
C
Kinderen die hulp nodig hebben.
D
Kinderen die naar school gaan.

Slide 21 - Quiz

(Crisis) opvangcentra 
1. Crisisopvang: hier kunnen alle mensen terecht die heel erg in de problemen zitten. Dit is een tijdelijke oplossing.

2. Vrouwenopvang: Er bestaat voor vrouwen en eventueel kinderen, speciale opvang waar geen mannen worden toegelaten.


Slide 22 - Slide

(Crisis) opvangcentra 
3. Asielzoekerscentra: deze zijn bestemd voor mensen die gevlucht zijn uit hun land. Ze wachten in een asielzoekerscentrum hun procedure af.

4. Dak en thuislozenopvang is bestemd voor mensen die geen huis of kamer hebben en die niet thuis kunnen wonen.

Slide 23 - Slide


Welke van onderstaande organisaties heeft geen 24 uurs zorg?

A
Dagbesteding
B
Verzorgingshuis
C
Verpleeghuis
D
Woonzorgcentrum

Slide 24 - Quiz

Dagbesteding, 24-uurszorg 
Voor wie is de dagbesteding?
Voor mensen die door
-  een handicap, 
- een beperking, 
- een ziekte of ouderdom (nog) niet kunnen werken of naar school gaan.

Slide 25 - Slide

Organisaties voor 24 uurs opvang:
1. Verpleeghuis:
In een verpleeghuis wonen mensen, die niet zelfstandig kunnen wonen omdat ze veel zorg of begeleiding nodig hebben.
2. Verzorgingshuis:
In een verzorgingshuis wonen mensen, die niet zelfstandig kunnen wonen, maar wel nog steeds zelf dingen kunnen doen met behulp van aanvullende zorg.

Slide 26 - Slide

Woonzorgcentrum

In een woonzorgcentrum woont iemand zelfstandig en huurt hulp/zorg in.

Slide 27 - Slide


Mevrouw kadir kan niet goed zien. Hoe heet deze beperking?


A
Zintuigelijke beperking
B
Geestelijke beperking
C
Sociale beperking
D
Lichamelijke beperking

Slide 28 - Quiz

Gehandicaptenzorg
In de gehandicaptenzorg worden mensen met een beperking begeleid en verzorgd. 
Dit kan een:
- lichamelijke, 
- geestelijke of 
- zintuiglijke beperking zijn.

Slide 29 - Slide

Lichamelijke beperking: een lichaamsdeel werkt niet zoals het zou moeten werken.

Geestelijke beperking: is dat mensen een achterstand hebben in hun ontwikkeling. Zij ontwikkelen zich minder snel dan hun leeftijdsgenoten.



Slide 30 - Slide

Zintuigelijke beperking is dat bepaalde zintuigen niet of onvoldoende werken.
Ruiken, proeven, horen, zien en voelen zijn zintuigen.

Slide 31 - Slide


Welke ontwikkeling stimuleert memory?
A
Geestelijke
B
Sociale
C
Lichamelijke
D
Fysieke

Slide 32 - Quiz

Mens en Activiteit
 H2
Activiteiten voor kinderen
Wat weet je nog?

Slide 33 - Slide

Wat is de naam van de groep in de ontwikkelingsfase 2 – 4 jaar?



A
Peuter
B
Baby
C
Kleuter
D
Schoolkind

Slide 34 - Quiz


Wat is een voorbeeld van een omgangsvorm?

A
Een rekening betalen
B
Een nieuwe laptop kopen
C
Een oudere met U aanspreken
D
Een avond uitgaan

Slide 35 - Quiz


Op welke leeftijd zegt een kind de eerste woordjes?


A
6 maanden
B
12 maanden
C
18 maanden
D
24 maanden

Slide 36 - Quiz


Bij wie past de uitspraak: “Ikke doen”?

A
Dreumes
B
Kleuter
C
Schoolkind
D
Peuter

Slide 37 - Quiz


Wat is een voorbeeld van een lichamelijke ontwikkeling?

A
Lezen
B
Schrijven
C
Rekenen
D
Lopen

Slide 38 - Quiz


Wat is een interne factor die van invloed is op je ontwikkeling?
A
Vriendschappen
B
Schoolprestatie
C
De buurt waar je woont
D
Een talent

Slide 39 - Quiz


Op welke leeftijd wordt een kind zindelijk?

A
6 maanden
B
2 jaar
C
1 jaar
D
8 maanden

Slide 40 - Quiz


Bij welke ontwikkelingsfasen passen fantasie spelletjes?
A
Kleuter
B
Dreumes
C
Baby’s
D
Peuter

Slide 41 - Quiz

Slide 42 - Slide

Balie - opdracht
Laatste onderdeel van:
Toets mens en omgeving


Slide 43 - Slide

Slide 44 - Video

Slide 45 - Video

Het maken van een afspraak

Waar moet je opletten?

Bel jij of ben je de persoon die gebeld wordt

Slide 46 - Slide

Slide 47 - Video

Slide 48 - Video

Wat is het verschil tussen deze twee telefoongesprekken?

Slide 49 - Slide


Met welke activiteit ontwikkel je de fijne motoriek?
A
Hardlopen
B
Gamen
C
Voetballen
D
Knutselen

Slide 50 - Quiz