Les op woensdag 23 maart Poëzie

Huiswerk vandaag:
Herhaal van de begrippenlijst: Stijlfiguren en Beeldspraak
Maak van het oefenblad: opdracht 3 en 4
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Huiswerk vandaag:
Herhaal van de begrippenlijst: Stijlfiguren en Beeldspraak
Maak van het oefenblad: opdracht 3 en 4

Slide 1 - Slide

Waar gaat de VT over?
Begrippenlijst
NN Literatuur: blz. 36 t/m 51
Blz. 41 is NIET belangrijk
Online lessen
Jouw aantekeningen
Je hoeft geen informatie over dichters te weten

Slide 2 - Slide

Welke vier dichtvormen ken je nu?

Slide 3 - Mind map

Welke dichtvormen ken je?
Haiku
Kwatrijn
Limerick
Sonnet

Slide 4 - Slide

Een Italiaans sonnet ziet er meestal zo uit:
Kwatrijn
Kwatrijn
Terzet
Terzet

Slide 5 - Slide

De wending van een Italiaans sonnet zit meestal tussen:
A
het 1e en 2e kwatrijn
B
het 2e kwatrijn en het 1e terzet
C
het 1e en het 2e terzet

Slide 6 - Quiz

Een Engels sonnet ziet er zo uit:
kwatrijn
kwatrijn
kwatrijn
distichon

Slide 7 - Slide

Waar zit bij dit sonnet de wending?
A
tussen het 1e en 2e kwatrijn
B
tussen het 2e en 3e kwatrijn
C
tussen het 3e kwatrijn en de distichon

Slide 8 - Quiz

Benoem de strofebouw van het volgende gedicht en geef het rijmschema:

Slide 9 - Slide


Mijn trein gaat ogenschijnlijk rijden,
want spoorwagon na spoorwagon
links op een parallel perron
zie ik langs mijn coupéruit glijden.

Maar dan verbreedt de horizon
en blijkt dat ik mij liet misleiden:
De trein is weg ter linkerzijde
en ik sta nog op het station.



Zo worden wij wel meer bedrogen:
Wij zijn op reis, zo menen wij
en maken voortgang zienderogen,

doch richten wij de blik opzij
dan staan wij stil en onbewogen.
Het leven gaat aan ons voorbij.

Slide 10 - Slide

Strofebouw:
Kwatrijn
Kwatrijn
Terzet
Terzet

Slide 11 - Slide

Rijmschema: (let op de eindklanken)
Strofe 1: abba
Strofe 2: baab
Strofe 3: cdc
Strofe 4: dcd

Slide 12 - Slide

Benoem het rijmschema:
Strofe 1: abba
Strofe 2: baab
Strofe 3: cdc
Strofe 4: dcd

Slide 13 - Slide

Benoem het rijmschema:
Strofe 1: abba   = omarmend rijm
Strofe 2: baab   = omarmend rijm
Strofe 3: cdc      = gekruist
Strofe 4: dcd      = gekruist

Slide 14 - Slide

Een haiku bestaat uit .....dichtregels
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 15 - Quiz

Het rijmschema van een limerick is meestal
A
ababa
B
aabbb
C
aabaa
D
aabba

Slide 16 - Quiz

Hoe heet onderstaande dichtvorm?

Toen scheidde ons het Leven.
Thans scheidt ons de Dood.
Gij rust. Ik word gedreven.
Langs wroeging, vreugde en nood.

A
een distichon
B
een haiku
C
een limerick
D
een kwatrijn

Slide 17 - Quiz

Bij de volgende woorden:
'bewegen leven'
is sprake van:
A
klinkerrijm
B
medeklinkerrijm
C
alliteratie

Slide 18 - Quiz

Bij de volgende woorden:
'vergulde geesten'
is sprake van:
A
klinkerrijm
B
medeklinkerrijm
C
alliteratie

Slide 19 - Quiz

Geef de metonymia aan:
Op zulke dagen wil ik wel eens een glaasje drinken.
A
Op zulke dagen
B
wel eens
C
een glaasje

Slide 20 - Quiz

Geef de metafoor aan:
Met carnaval had ik iedere ochtend een spijker in mijn kop.
A
Met carnaval had ik
B
iedere ochtend
C
een spijker in mijn kop

Slide 21 - Quiz

In de volgende dia typen jullie zelf de metafoor

Slide 22 - Slide

Moeder sust haar kleine kabouter in slaap.

Slide 23 - Mind map

Een metafoor:

kleine kabouter: het beeld wordt genoemd, 
niet het object: het kleine kind.

Slide 24 - Slide

Met zoete woordjes suste de moeder haar kleine kabouter in slaap.
'Met zoete woordjes' is een:
A
metafoor
B
metonymia
C
personificatie
D
synesthesie

Slide 25 - Quiz

De tijd heelt alle wonden
A
metafoor
B
metonymia
C
personificatie
D
synesthesie

Slide 26 - Quiz

Nu:
Opdracht 3 en 4 nakijken.

Slide 27 - Slide