Grammar trede 8

Grammar overzicht trede 8


past simple
future
adverbs of frequency
imperative 


1 / 36
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Grammar overzicht trede 8


past simple
future
adverbs of frequency
imperative 


Slide 1 - Slide

Doel van deze les: 

Je weet (weer) hoe je de grammatica van trede 8 moet gebruiken

Je kunt de grammatica toepassen wanneer dat nodig is

Slide 2 - Slide

Past simple

Slide 3 - Mind map

Past simple 
Wordt gebruikt wanneer iets is AFGELOPEN.




regelmatige werkwoorden
onregelmatige werkwoorden
ww + -ed 
eigen vorm (2e rijtje)
She walked home
They went to Asia

Slide 4 - Slide

Welke Engelse (signaal)woorden geven aan dat iets in de verleden tijd is gebeurd?

Slide 5 - Open question

Verleden tijd van 'make'
A
maked
B
make
C
made
D
mad

Slide 6 - Quiz

Verleden tijd van 'go'
A
goes
B
going
C
went
D
goed

Slide 7 - Quiz

Vul het juiste werkwoord in:
Yesterday, she (watch) a horror movie.

Slide 8 - Open question

Vul het juiste werkwoord in:
This morning, she (eat) cereal.

Slide 9 - Open question

Vertaal:
Vorig jaar ben ik naar Italië geweest.

Slide 10 - Open question

Vertaal:
Ik lachte om zijn grap.

Slide 11 - Open question

Future

Slide 12 - Mind map

Future - going to
Je bent van plan om iets te gaan:
We are going to travel to Italy this summer. (Je hebt de vlucht al geboekt)

Je doet een voorspelling die vrijwel zeker gaat gebeuren:
Look at those dark clouds, it is going to rain soon. (Je ziet de eerste druppel al bijna vallen)

Slide 13 - Slide

Future - will
Je doet een voorspelling, je hebt geen bewijs:
I think she will become famous one day!

Je doet een belofte:
I promise you that I will call you every day!

Je neemt een (snel) besluit:
Oh, there's someone at the door. I will get it!

Slide 14 - Slide

Vul in:
You probably _____ win first prize
A
will
B
are going to

Slide 15 - Quiz

You must be hungry. I (make) you a sandwich
A
make
B
am going to make
C
will make

Slide 16 - Quiz

She studied really hard, she ____ (pass) this test.
A
will pass
B
pass
C
is going to pass

Slide 17 - Quiz

I have no idea but I have a feeling my team (win) tomorrow's match
A
is going to win
B
will win
C
wins

Slide 18 - Quiz

This weekend my friends and I _____ (go) to the movies.
A
are going
B
are going to go
C
will go
D
go

Slide 19 - Quiz

Ik zal je helpen.

Slide 20 - Open question

We gaan morgen samen spelen.

Slide 21 - Open question

Ze zal je volgende week bellen.

Slide 22 - Open question

We gaan de wedstrijd winnen volgende week.

Slide 23 - Open question

Slide 24 - Slide

De adverbs of frequency staan meestal:
A
voor het werkwoord
B
na het werkwoord
C
aan het einde van de zin

Slide 25 - Quiz

Als het werkwoord een vorm van to be is dan staan ze:
A
voor het werkwoord
B
na het werkwoord
C
aan het einde van de zin

Slide 26 - Quiz

She always listens to Beyoncé.
They often go to Italy in the summer.

My mother is always nagging. 
We are usually on time.

Slide 27 - Slide

De drie vormen van 'to be' in de tegenwoordige tijd zijn:
A
have/has
B
am/are/is
C
was/were

Slide 28 - Quiz

always - goes - to the gym - on Wednesday - He -

Slide 29 - Open question

watches - in the evening - My mother - never - television

Slide 30 - Open question

often - play - football - They - on the square

Slide 31 - Open question

Slide 32 - Slide

Ga zitten.

Slide 33 - Open question

Niet doen!

Slide 34 - Open question

Laat me met rust!

Slide 35 - Open question

Bel me als je thuis bent.

Slide 36 - Open question