Werkwoorden; Verslagen, werkstukken en samenvattingen
1 / 19
Lesson duration is: 60 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Jullie zijn een fantastische, leuke, eigenzinnige, mooie, gemotiveerde klas!
Maak 3 korte zinnen met een bijvoeglijk naamwoord.
Maak 3 korte zinnen met een bijvoeglijk naamwoord.
Slide 2 - Open question
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
werkwoordspelling tegenwoordige tijd werkwoordspelling
A
Hij zaagd het hout..
B
Hij zaagt het hout.
C
Hij zaagdt het hout.
Slide 7 - Quiz
werkwoordspelling
A
De oude man verstuurt de brief.
B
De oude man verstuurd de brief.
Slide 8 - Quiz
werkwoordspelling
A
Zij begeleiden de vrouw naar huis gisteren
B
Zij begeleidden de vrouw naar huis gisteren.
Slide 9 - Quiz
werkwoordspelling
A
Hij bediend de gasten
B
Hij bedient de gasten
Slide 10 - Quiz
De brief is gepost
A
de gepostte brief
B
de geposten brief
C
de geposte brief
Slide 11 - Quiz
de deur is geverfd
A
de geverfde deur
B
de geverfden deur
C
de geverfdde deur
Slide 12 - Quiz
Mijn zusjes ___________
vroeger altijd naar deze serie. (kijken)
vroeger altijd naar deze serie. (kijken)
A
kijken
B
keken
C
kijkten
D
keekten
Slide 13 - Quiz
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Wat is een samenvatting?
A
Korte weergave van de belangrijkste inhoud van een tekst
B
Aangeven wat je aan iets hebt, hoe je het kunt gebruiken
C
Nadenken over wat het beste is
D
Resultaat van waarnemingen en overdenkingen van de schrijver
