11.5 de Nieren-I

11.5 De nieren
1 / 44
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

11.5 De nieren

Slide 1 - Slide

Bij rustig inademen gebruik je
A
middenrifspieren en buitenste tussenribspieren
B
alleen de middenrifspieren
C
alleen de buitenste tussenribspieren

Slide 2 - Quiz

Welke van deze spieren trekken zich sterk samen als Dorien diep inademt?
A
Buikspieren en middenrifspieren
B
Buikspieren en bepaalde tussenribspieren
C
Middenrifspieren en bepaalde tussenribspieren

Slide 3 - Quiz

Bij een rustige uitademing gaat:
A
Rib omhoog Middenrif omhoog
B
Rib omlaag Middenrif omlaag
C
Rib omhoog Middenrif omlaag
D
Rib omlaag Middenrif omhoog

Slide 4 - Quiz

Welke spiergroepen zijn betrokken bij een diepe uitademing?
A
Buikspieren en buitenste tussenribspieren
B
Geen enkele spiergroep
C
Buikspieren en binnenste tussenribspieren
D
Middenrifspieren en buitenste tussenribspieren

Slide 5 - Quiz

Het model hiernaast stelt een gedeelte van de borstkas van
de mens voor. De punten P, Q, R en S zijn
aanhechtingspunten van de tussenribspieren.
Vraag: bij welke ademhaling zal de tussenribspier tussen
punt S en Q samentrekken ?
A
bij rustig inademen
B
bij diep inademen
C
bij rustig uitademen
D
bij diep uitademen

Slide 6 - Quiz


Welke letter is geeft de nieren aan?
A
C
B
D
C
E
D
F

Slide 7 - Quiz

De nier filtert onder andere ureum uit het bloed. Zet de onderdelen die een ureummolecuul passeert in de goede volgorde.
Nierslagader
Niermerg + nierschors
Nierbekken
Blaas

Slide 8 - Drag question

leerdoelen
Ik kan 
  • de bouw en functie van alle onderdelen van de nieren toelichten.
  • met behulp van processen als actief en passief transport, diffusie en osmose uitleggen hoe de nieren urine produceren.
  • uitleggen hoe de hormonale aansturing van de nieren werkt.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Binas: 85 A

Slide 11 - Slide

Hieronder zie je een doorsnede van een nier. 
Zet de namen van de onderdelen op de juiste plaats.
nierbekken
nierschors
niermerg
urineleider
nierslagader
nierader

Slide 12 - Drag question

glomerulus
Lis v Henle
Verzamelbuis
slagader
ader

Slide 13 - Drag question

Bouw en werking
  • Ultrafiltratie: bloed wordt door hoge druk uit de glomerules, in het kapsel van Bowman geperst --> voorurine
  • Eerste gekronkelde nierbuis
  • Lis van Henle
  • Tweede gekronkelde nierbuis
  • Verzamelbuis
  • Urineleider --> blaas

Slide 14 - Slide

Vorming urine

  • Locatie: nefron
  • Ultrafiltratie -> vorming van voorurine in kapsel van Bowman
  • Terugresorptie -> heropname bruikbare stoffen in het bloed: lis van Henle en eerste en tweede verzamelbuis
  • Excretie -> actief transport van afvalstoffen van het bloed naar de voorurine




Slide 15 - Slide

Vorming voorurine

Bloeddruk + colloid osmotische druk --> bloed uit glomerulus  in de holte van het kapsel van Bowman  geperst: Ultrafiltratie


Vocht in kapsel van Bowman: voorurine.

Voorurine bevat:

water/glucose/aminozuren/opgeloste zouten/afvalstoffen

Voorurine bevat geen:

grote bloedeiwitten/bloedcellen/bloedplaatjes

Slide 16 - Slide

Waardoor is de bloeddruk in de glomerules veel hoger dan in het aanvoerende bloedvat?

Slide 17 - Open question

Vorming urine

Eerste gekronkelde nierbuisje
  • Terugresorptie van nuttige stoffen van voorurine via weefselvloeistof naar het bloed. 
  • 100%  terugresorptie van glucose door actief transport



Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

In de nefronen van je nieren vindt filtratie, osmose en resorptie plaats.
Op welke plaats in een nefron is de filtratie?
A
kluwen van haarvaten
B
nierbekken
C
nierkanaaltje
D
verzamelbuisje

Slide 22 - Quiz

Indien onder bepaalde omstandigheden de osmotische waarde van het bloedplasma bij een mens daalt:
A
Blijft de hypofyse evenveel ADH afscheiden
B
Scheidt de hypofyse meer ADH af
C
Scheidt de hypofyse minder ADH af
D
Wordt er minder urine uitgescheiden

Slide 23 - Quiz

Hoge bloeddruk in de nieren stimuleert ook ADH productie

Slide 24 - Slide

Het linker deel van de lus is wel doorlaatbaar voor water, het rechter deel niet. 
De verzamelbuis is alleen doorlaatbaar als ADH aanwezig is.

Slide 25 - Slide

De osmotische waarde is hoger onderin de lus. Dus daar stroomt water uit de voorurine (door osmose). Als de voorurine verder stroomt (stijgende deel), gaat door diffusie Na en Cl uit de voorurine. Water komt er niet in(wat je wel zou verwachten), want dit deel van de buis is waterdicht. 

Slide 26 - Slide

 in het laatste gedeelte nauwelijks nog overdracht
tegenstroomprincipe: continu overdracht, hogere opbrengst

Slide 27 - Slide

Tegenstroomprincipe in de nieren
Bloed met lage osmotische waarde stroomt langs weefselvocht met hogere osmotische waarde (omlaag, bij stijgende deel van de lus). Resultaat is: waterafgifte en opname NaCl.
En bloed met een hoge osmotische waarde stroomt langs weefselvocht met een lagere osmotische waarde (omhoog, bij dalende deel van de lus. 
Resultaat is: wateropname en zoutafgifte maximaal.

Slide 28 - Slide

Dus... wat stroomt er dus langs elkaar heen bij de lus van Henle in het niermerg?

Slide 29 - Open question

Het linker deel van de lus is wel doorlaatbaar voor water, het rechter deel niet. 
De verzamelbuis is alleen doorlaatbaar als ADH aanwezig is.

Slide 30 - Slide

De verzamelbuis
Deze loopt ook door het niermerg heen, en heeft dus de neiging om water uit de voorurine af te staan via osmose. Dit kan alleen als de waterkanaaltjes open staan (onder invloed van ADH). 
Ook wordt bij veel ADH extra ureum aan het niermerg afgegeven, wat de osmotische waarde van het niermerg nog meer verhoogt. En dus de teruggave van water aan het weefselvloeistof (en daarna aan het bloed).

Slide 31 - Slide

Creatinine is 70x meer aanwezig in urine dan in voorurine. 
Ureum slechts 67x, door uitscheiding in verzamelbuis aan niermerg.

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Angiotensine II stimuleert de Na+ opname in de nieren. Wanneer is het nuttig voor het lichaam om angiotensine II te produceren?


Antwoord
Te weinig zout in het bloed; dat geeft een te lage osmotische waarde

Slide 34 - Slide

Renine, angiotensinogeen, angiotensine I,  aldosteron en ADH spelen ook een rol in dit geheel. Lees p. 58 van je boek 'hormonale invloed op de nieren' en vergelijk met BINAS 85D

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Video

Vorming urine

De urine vorming hangt af van een aantal factoren:

  • De hoeveelheid opgenomen vocht.
  • De hoeveelheid opgenomen zouten.
  • De hoeveelheid vocht en zouten die je verliest door transpiratie.
  • ADH (anti-plas)

Slide 37 - Slide

Bekijk binas 85B.
Wat is het verschil tussen bloedplasma en voorurine?

Slide 38 - Open question

Bekijk binas 85B.
Wat is het verschil voorurine en urine? Dus welke stoffen worden allemaal teruggeresorbeerd?

Slide 39 - Open question

Terugresorptie
1e gekronkelde buis
  • Wat: voedingsstoffen (glucose & aminozuren) 
  • Waarheen: van voorurine naar bloed

Slide 40 - Slide

Terugresorptie
Lis van Henle (dalend)
  • Water diffundeert van voorurine naar weefselvloeistof
  • Weefselvloeistof is hypertoon
  • Kanaaltje is zeer permeabel voor water, maar niet voor opgeloste stoffen

Slide 41 - Slide

Terugresorptie
Lis van Henle (dalend)
  • Schors -> merg: toenemende osmotisch waarde
  • Osmo.waarde schors en merg > osmo. waarde voorurine
  • Door osmose waterverplaatsing van lis van Henle naar niermerg
  • Resultaat: meer
    geconcentreerde voorurine

Slide 42 - Slide

Terugresorptie
Lis van Henle (stijgend)
  • Kanaal niet meer permeabel voor water -> geen osmose
  • Zouten van voorurine naar nierschors
  • Behouden hoge osmotisch waarde niermerg

Slide 43 - Slide

Terugresorptie
2e gekronkelde buisje
  • Actief proces 
  • Regelt osmotische waarde bloed.
  • Te hoog: K+ en NaCl van bloed naar buisje
  • Te laag: K+ en NaCL van voorurine naar bloed
  • Reguleert de pH
  • Te hoog: HCO3- uit bloed naar voorurine
  • Te Laag: H+ uit het bloed naar voorurine

Slide 44 - Slide