3H questions & Negations

Welcome!
1 / 12
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

This lesson contains 12 slides, with text slides.

Items in this lesson

Welcome!

Slide 1 - Slide

Planning
  • Lesson goals​
  • Grammar​
  • Blooket HW/Leren​
  • Test? ​
  • Reflection




Slide 2 - Slide

Lesson goals
At the end of the lesson:​

-I know how to make questions and negations.

Slide 3 - Slide

Revision:
De present simple = de tegenwoordige tijd
De belangrijkste regel is de SHIT-rule:
Bij She, He en IT komt er een -s achter het werkwoord. 

I work at this school.
She works at this school too. 

Slide 4 - Slide

Questions
hulp werkwoorden 
  • to be (zijn), am , are , is, was , were
  • can (kunnen/mogen)
  • may (mogen)
  • will (zullen)

Slide 5 - Slide

Questions
Er zijn 2 manieren om vragen te maken:

1. Bij een hulpwerkwoord zet je het werwoord vooraan in de zin

He is my friend. --> Is he my friend?
I can go to the party. --> Can I go to the party?
There will be a lot of people. --> Will there be a lot of people? 

Slide 6 - Slide

Questions
2. Bij alle andere werkwoorden begin je de vraag met Do of Does.        Does gebruik je alleen bij She, He en IT (SHIT) 
In de verleden tijd gebruikt je altijd DID plus hele werkwoord

 You like watching series. --> Do you like watching series?
He plays football. --> Does he play football?
Suzy hates cooking. --> Does Suzy hate cooking? 

Slide 7 - Slide

Questions
Remember:
Na do of does komt het hele w.w. zonder -s!!!

Een vraag eindigt altijd met een ?

Slide 8 - Slide

Negations
Negation = ontkenning --> Not

2 manieren:
1. met hulpwerkwoord
2. zonder hulpwerkwoord

Slide 9 - Slide

Negations
1. Met hulpwerkwoord: Zet het woordje not achter het werkwoord. 

He is my brother. --> He is not my brother.
You may borrow my pen. --> You may not borrow my pen.
I will help you. --> I will not help you. 


Slide 10 - Slide

Negations
1. Zonder hulpwerkwoord: gebruik don't of doesn't + hele w.w.
Doesn't gebruik je alleen bij She, He, It. 
in de verleden tijd : didn't !

He likes playing games. --> He doesn't like playing games.
They practice every week. --> They don't practice every week.
It works. --> It doesn't work.



Slide 11 - Slide

Homework/Test
Writing and grammar (page 70, 71 ,72,72)
Leren: Toets alle woordjes, stones, grammar (page 76, 77, 78, 79)

Grote toets: VRIJDAG.

Slide 12 - Slide