What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
02. Thema 1, week 1 Les 2 Woordsoorten mix 2
Wat is het zelfstandig naamwoord?
A
Hij
B
spreekt
C
de
D
bevolking
1 / 49
next
Slide 1:
Quiz
Taal
Basisschool
Groep 4
This lesson contains
49 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
45 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Wat is het zelfstandig naamwoord?
A
Hij
B
spreekt
C
de
D
bevolking
Slide 1 - Quiz
Wat is het lidwoord?
A
jaar
B
stijgt
C
het
D
inwoners
Slide 2 - Quiz
Wat is het werkwoord?
A
Waar
B
de
C
wereld
D
verblijf
Slide 3 - Quiz
Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
A
Temperatuur
B
aarde
C
is
D
zorgelijk
Slide 4 - Quiz
Wat is het voorzetsel?
A
Tussen
B
huizen
C
bomen
D
geplant
Slide 5 - Quiz
LESDOEL
Ik kan
lidwoorden
,
zelfstandige naamwoorden
bijvoeglijke naamwoorden
,
voorzetsels
en
werkwoorden
benoemen in een zin.
Slide 6 - Slide
Zelfstandig naamwoord
Slide 7 - Mind map
Zelfstandig naamwoord
Er zijn vier soorten zelfstandige naamwoorden:
- mensen
- dieren
- dingen
- planten
Voor een zelfstandig naamwoord kan een lidwoord:
de - het - een
Slide 8 - Slide
Dylan heeft prachtige krullen.
Wat is het zelfstandig naamwoord?
A
krullen
B
prachtige
C
Dylan
D
heeft
Slide 9 - Quiz
Wat is het zelfstandig naamwoord?
Daar is het meisje.
A
Daar
B
is
C
het
D
meisje
Slide 10 - Quiz
Wat is het zelfstandig naamwoord?
Daar is Marijke.
A
Daar
B
is
C
Marijke
Slide 11 - Quiz
Wat is het zelfstandig naamwoord?
Er zwemt een vis.
A
zwemt
B
vis
C
Er
D
een
Slide 12 - Quiz
Wat is het zelfstandig naamwoord?
Ik zit op een kruk.
A
zit
B
op
C
een
D
kruk
Slide 13 - Quiz
Wat is het zelfstandig naamwoord?
Wij wonen in Hilversum?
A
wij
B
wonen
C
in
D
Hilversum
Slide 14 - Quiz
Schrijf de lidwoorden op
Slide 15 - Open question
Lid
woorden
De
Het
Een
De
vader en
het
kind zitten in
een
vliegtuig.
Slide 16 - Slide
Het lidwoord
Het lidwoord hoort bij een zelfstandig naamwoord. Het staat voor een zelfstandig naamwoord.
Er zijn 3 lidwoorden:
de
auto
het
huis
een
tomaat
Slide 17 - Slide
Welk lidwoord hoort op de stippeltjes?
Daar is .... meisje.
A
de
B
het
Slide 18 - Quiz
Welk lidwoord hoort op de stippeltjes?
Hoor jij .... hond blaffen.
A
de
B
het
Slide 19 - Quiz
Welk lidwoord hoort op de stippeltjes?
Dat is .... hondje van de buren.
A
de
B
het
Slide 20 - Quiz
Welk lidwoord hoort op de stippeltjes?
.... artiest
A
de
B
het
C
geen lidwoord
Slide 21 - Quiz
Welk lidwoord hoort op de stippeltjes?
.... drankje
A
de
B
het
C
geen lidwoord
Slide 22 - Quiz
Maak een zin waarin je een bijvoeglijk naamwoord gebruikt.
Slide 23 - Open question
bijvoeglijk naamwoord
Een
bijvoeglijk naamwoord (bnw)
vertelt iets over een zelfstandig naamwoord. Het staat er meestal direct voor.
Een
duur
boek.
Sommige bijvoeglijke naamwoorden zijn gemaakt van een voltooid deelwoord.
De ballen zijn
gekleurd.
----> De
gekleurde
ballen.
Slide 24 - Slide
Zayd is een knappe jongen.
Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
A
Zayd
B
knappe
C
jongen
D
is
Slide 25 - Quiz
Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
Daar is het leuke meisje.
A
Daar
B
het
C
leuke
D
meisje
Slide 26 - Quiz
bedenk een
bijvoeglijk naamwoord
bij het woord FIETS.
Slide 27 - Open question
De
mooie
bloemen
lidwoord
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord
Slide 28 - Drag question
Voorzetsels
Slide 29 - Mind map
Voorzetsel (vz)
Voorzetsels geven een
tijd
of een
plaats
aan.
voorzetsels die een
plaats
aangeven: op, in, voor, achter.
voorzetsels die een
tijd
aangeven: na, voor, tijdens.
Je kunt voorzetsels voor ‘de kooi’ zetten.
Slide 30 - Slide
voorzetsels
Slide 31 - Slide
Wat is het voorzetsel?
Zij zitten op school.
A
zij
B
op
C
zitten
D
school
Slide 32 - Quiz
Wat is het voorzetsel?
Ik zit onder de tafel?
A
zit
B
onder
C
de
D
tafel
Slide 33 - Quiz
Wat is het voorzetsel?
Ik ben over een sloot gesprongen.
A
ben
B
over
C
sloot
D
gesprongen
Slide 34 - Quiz
De vogel zit in de kooi.
Wat is het voorzetsel?
A
De
B
Vogel
C
Zit
D
In
Slide 35 - Quiz
Werkwoorden
Slide 36 - Mind map
Wat zijn werkwoorden?
Werkwoorden zijn dingen die je kunt doen.
Slide 37 - Slide
Wat is het werkwoord in de zin?
De sleutel ligt op de tafel.
Slide 38 - Open question
Wat is het werkwoord in de zin?
Gisteren ging ik naar de mooie stad.
Slide 39 - Open question
De opbouw van een zin
De hond loopt naar het grote veld.
Benoem de woordsoorten van deze zin !
Slide 40 - Slide
Lidwoord
Zelfst. naamw.
Werkwoord
Bijvoeglijk naamw.
Voorzetsel
De
hond
loopt
naar
het
grote
veld.
Slide 41 - Drag question
Welke woordsoort is "school" in deze zin?
De jongen fietst naar school.
A
zelfstandig naamwoord
B
lidwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
voorzetsel
Slide 42 - Quiz
Welke woordsoort is "grote" in deze zin?
De grote ballon vliegt door de lucht.
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
werkwoord
Slide 43 - Quiz
Welke woordsoort is "het" in deze zin?
Het kindje is heel moe.
A
voorzetsel
B
zelfstandig naamwoord
C
werkwoord
D
lidwoord
Slide 44 - Quiz
Welke woordsoort is "glimt" in deze zin?
De rode auto glimt zo mooi.
A
zelfstandig naamwoord
B
werkwoord
C
lidwoord
D
voorzetsel
Slide 45 - Quiz
Welk woordsoort is "naar" in deze zin?
De kinderen lopen naar school.
A
voorzetsel
B
werkwoord
C
lidwoord
D
zelfstandig naamwoord
Slide 46 - Quiz
Wat heb JIJ geleerd deze les?
Slide 47 - Open question
TAAL
Thema 1, week 1 Les 2
Begin bij opgave 1G
Maak alle opgaven
Ga 10 x plussen
Slide 48 - Slide
leerkracht.snappet.org
Slide 49 - Link
More lessons like this
Taal blok 8 week 1 les 2: woordsoorten
May 2024
- Lesson with
16 slides
Taal
Basisschool
Groep 4
Woordsoorten
September 2023
- Lesson with
25 slides
Taal
Basisschool
Groep 7
Groep 5 woordsoorten
January 2024
- Lesson with
15 slides
Nederlands
Basisschool
Groep 5
Woordsoorten 1iD
June 2020
- Lesson with
18 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
Groep 5 woordsoorten
February 2021
- Lesson with
23 slides
Nederlands
Basisschool
Groep 5
Woordsoorten
November 2023
- Lesson with
23 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
Groep 5 woordsoorten
June 2022
- Lesson with
17 slides
Nederlands
Basisschool
Groep 5
Groep 5 woordsoorten mix
July 2023
- Lesson with
20 slides
Nederlands
Basisschool
Middelbare school
Groep 5