1. Lees de zinnen a t/m d.
2. Sleep alle woorden op de kaartjes naar de goede woordsoort.
a. Dat blije meisje heeft al twee keer haar moeder gebeld.
b. De prinsen verdwaalden in het donkere bos.
c. Ga bij de tweede straat naar links.
d. We komen over vijf minuten naar de gymzaal.