Oefeningen op veerkracht

• Fysica
• Secundair onderwijs

Oefeningen op veerkracht

Je hangt een gewicht aan een dynamometer. Door welke kracht rekt de dynamometer uit?

1. Veerkracht
2. Zwaartekracht
3. Spierkracht

Naar welke kant werkt de veerkracht op bij een dynamometer?

1. Naar boven
2. Naar onder

Een trampoline heeft veerkracht.

1. waar
2. niet waar

Hoe groter de massa aan een veer hoe .... de uitrekking

1. Groter
2. Kleiner

Bij een twee keer zo grote kracht wordt de uitrekking van de veer

1. twee keer groter
2. twee keer kleiner
3. even groot
4. vier keer zo groot

De uitrekking van een veer is 2 cm bij een kracht van 10 N. Wat is de uitrekking bij een kracht van 5 N?

1. 1 cm
2. 2 cm
3. 3 cm
4. 4 cm

De uitrekking van een veer is 2 cm bij een kracht van 10 N. Wat is de uitrekking bij een kracht van 20 N?

1. 1 cm
2. 2 cm
3. 3 cm
4. 4 cm

De uitrekking van een veer is 2 cm bij een kracht van 10 N. Als de uitrekking 6 cm is, wat is dan de kracht?

1. 5 N
2. 10 N
3. 20 N
4. 30 N

Bereken de kracht die nodig is om de veer van een flipperkast 5,0 cm in te drukken als de veerconstante 32 N/cm is. (oef 7 in de cursus)

oef 9 en 10

Individueel oplossen en klassikaal overlopen

Oef 12: Je hangt een reiskoffer van 11,0 kg aan een bagagebalans. De veer binnen in het toestel wordt daardoor
7,0 cm langer.
• Bereken de veerconstante.