In de tekst hebben de zinnen vaak met elkaar te maken, ze hebben iets met elkaar te maken. Deze ken je als het goed is:
* opsomming * concluderend
* tegenstelling * toelichtend (uitleggend)
* tijdsvolgorde * oorzaak/gevolg
* redengevend * middel/doel
* vergelijkend * voorwaardelijk
* samenvattend