§4 Verkleinwoorden

Vraag van de dag: Waar zou je wel vrijwilligerswerk voor willen doen?
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Vraag van de dag: Waar zou je wel vrijwilligerswerk voor willen doen?

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

meervouden

Wat is het meervoud van technologie?
A
technologies
B
technologieën
C
technologiën
D
technologieeën

Slide 4 - Quiz

Meervoud van havo
A
havo's
B
havos

Slide 5 - Quiz

Meervoud van café
A
cafées
B
cafees
C
cafés
D
café 's

Slide 6 - Quiz

Meervoud van dominee
A
dominee's
B
dominees

Slide 7 - Quiz

Meervoud van collega
A
collegas
B
collegaas
C
collega's

Slide 8 - Quiz

meervoud van orchidee
A
orchideeën
B
orchideën
C
orchideen
D
orchidees

Slide 9 - Quiz

Meervoud van belofte
A
beloftes
B
beloften

Slide 10 - Quiz

meervouden

Wat is het meervoud van idee?
A
idees
B
ideeen
C
ideeën
D
ideën

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

timer
3:00

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Verkleinwoorden
A
laatje
B
ladetje
C
laadje
D
ladje

Slide 18 - Quiz

Verkleinwoorden
A
display'tje
B
displaytje

Slide 19 - Quiz

Wat is het verkleinwoord van
beweging?
A
bewegingkje
B
bewegingje
C
bewegingetje
D
beweginkje

Slide 20 - Quiz

Verkleinwoord.
Wat is het verkleinwoord van de kano?
A
kano'tje
B
kanotje
C
kanoo'tje
D
kanootje

Slide 21 - Quiz

Wat is het verkleinwoord van museum?
A
musea
B
museumpje
C
museumtje
D
museum'pje

Slide 22 - Quiz

Wat is het verkleinwoord van
ring
A
ringtje
B
ringetje
C
rinnetje

Slide 23 - Quiz

verkleinwoorden

1. stemmetje is het verkleinwoord van stem.
2. blaadje is het verkleinwoord van blad.
A
1 = goed 2 = niet goed
B
1= niet goed 2 = goed
C
1 = goed 2 = goed
D
1 =niet goed 2 = niet goed

Slide 24 - Quiz

het verkleinwoord van

tosti
A
tostietje
B
tosti'tje
C
tostie'tje
D
tostitje

Slide 25 - Quiz

Wat is het verkleinwoord van:
cola?
A
colaatje
B
cola'tje
C
cola-tje

Slide 26 - Quiz

Verkleinwoorden
A
woningkje
B
woninkje

Slide 27 - Quiz

Slide 28 - Slide