Grammatica- week 3 - les 1

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 2

indeling les:

• stillezen (10 min.)
• nakijken huiswerk ( 5 min.)
• oefenen stappenplan Lessonup (10 min.)
• groepsopdracht ( 10 min.)
• exit ticket Lessonup ( 5 min.)

Grammatica- zinsontleding

Doelen van de vorige lessen:

• de persoonsvorm
• het werkwoordelijk gezegde
• het onderwerp
• het lijdend voorwerp 
• het meewerkend voorwerp
• de rest  -  waar?  wanneer?  hoe?

Wat moet er in iedere goede zin staan?

Stap 1: .............................. - hoe vind je die?

Geen lijdend voorwerp? zet een kruisje.

Schrijf je antwoorden onder elkaar!

Stap 2: .............................. - ................... + ........................................

Geen lijdend voorwerp? zet een kruisje.

Schrijf je antwoorden onder elkaar!

Stap 3: .............................. - ................... + ..............?

Geen lijdend voorwerp? zet een kruisje.

Schrijf je antwoorden onder elkaar!

Stap 4: .............................. - ................... + ................ + ...................?

Geen lijdend voorwerp? zet een kruisje.

Schrijf je antwoorden onder elkaar!

Stap 5: ......................... - ............................ + ..... + ...... + .....?

Geen lijdend voorwerp? zet een kruisje.

Schrijf je antwoorden onder elkaar!

Stap 6: ......................... - ...................? ..............? .....................?

Geen lijdend voorwerp? zet een kruisje.

Schrijf je antwoorden onder elkaar!

Benoem onder elkaar: PV + WWG + OND + L.VW + M.VW + rest

De agent pakt de dief stevig vast.

Geen lijdend voorwerp? zet een kruisje.

Schrijf je antwoorden onder elkaar!

Benoem onder elkaar: PV + WWG + OND + L.VW + M.VW + rest

De vergadering loopt deze keer een beetje uit.

Benoem onder elkaar: PV + WWG + OND + L.VW + M.VW + rest

De timmerman straks zaagt een stuk van de plank af voor mij.

Je krijgt allemaal 3 kaartjes van een kleur. 

                   1. werkwoord waar je (iets) voor kunt zetten.     2. wie?

                    3. een voorwerp

                    4.  aan of voor wie?

                     5. 1x wanneer         1x waar            1x hoe

                                                                     

 WWG

  OND

  L.VW

  M.VW

   rest

Maak samen 5 zinnen!

WWG

onderwerp

lijdend vw

mee-

werkend vw

rest

Larissa

geeft

morgen

de

pen

aan

Anja.

Afsluiting

• Huiswerk: leren stappenplan zinsontleding