6.2. Pruiken en problemen in de achttiende eeuw

Pruiken & revoluties


1. Bestuur en standenmaatschappij in Frankrijk
1 / 25
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Pruiken & revoluties


1. Bestuur en standenmaatschappij in Frankrijk

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Controle vragen
1. Je kunt uitleggen waarom het bestuur van Lodewijk XVI in de problemen komt

2. Je kunt uitleggen waarom de bourgeoisie ontevreden is over de standenmaatschappij

3. Je kunt continuïteit en verandering onderscheiden

Slide 3 - Slide

Eerst een beetje herhalen...

Slide 4 - Slide


L'État, c'est Moi

  • De wil van de koning is wet. Dit noem je absolutisme
  • Lodewijk XIV was een Franse koning met asolute macht. 
  • Deze macht is door god gegeven: droit divin (goddelijk recht)

  • Zo hoeft dus ook niemand aan de koning te twijfelen...
  • ZIjn opvolgers Lodewijk XV & Lodewijk XVI die waren ook absoluut vorst 

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Map

Slide 7 - Map

XIV

Slide 8 - Slide

XV

Slide 9 - Slide

XVI

Slide 10 - Slide


Standenmaatschappij

  • Sinds de middeleeuwen was de Franse samenleving verdeeld in 3 standen: 'bidders, strijders en werkers'

  • Over deze verdeling kon niet worden getwijfeld: God had dit zo bepaald.

Slide 11 - Slide

De 1e stand
  • De geestelijkheid: de mensen van de kerk. Zij zorgden dat de mensen in de hemel zouden komen. De hoge geestelijken woonden in grote paleizen en hadden vooral rechten (en maar weinig plichten).

  • De geestelijken bezaten veel grond: het waren grootgrondbezitters

Slide 12 - Slide

De 2e stand

  • De edelen: de mensen van adel. Zij zorgen voor het bestuur en de verdediging van het land. Zij woonden in grote paleizen en hadden vooral rechten (en maar weinig plichten).

  • De koning vertrouwde hen niet: daarom mochten (moesten!) ze bij hem in de buurt wonen. Zo kon hij ze in de gaten houden.



Slide 13 - Slide

De 3e stand
  • De boeren en de burgers. Eigenlijk iedereen die niet bij de 1e of 2e stand hoorde. Daarom waren er in de 3e stand ook grote verschillen. Zo had je de rijke burgerij, de bourgeoisie (97% van de bevolking). Dit waren mensen met een eigen bedrijf of een diploma.
  • De 3e stand had alle plichten: zij moesten bijvoorbeeld wél belasting betalen.



Slide 14 - Slide


Misoogst




  • Door mislukte oogsten waren de graanprijzen (en dus ook de prijs van brood) enorm gestegen. Er ontstonden zelfs hongersnoden.

  • Ondertussen moest de 3e stand wél veel belasting betalen.

Slide 15 - Slide


Frankrijk gaat langzaam failliet



Het bestuur en leger functioneerden slecht.
  • Feesten, paleizen, bestuur en oorlogen kosten heel veel geld, maar het geld is op. 
  • Koning Lodewijk XVI wil graag meer geld hebben, maar de Adel & geestelijkheid wilde geen belasting betalen 

Slide 16 - Slide

Aantekeningen

Slide 17 - Slide

Geestelijkheid
De 1e stand
Adel
De 2e stand
De 3e stand
Alle mensen die niet bij de 1e of 2e stand horen.

Slide 18 - Slide

  Ongelijkheid
Hoge belastingen voor de boeren (hofstelsel met herendiensten bestaan nog steeds)

Ook bij slechte omstandigheden, moeten ze betalen -> boeren worden ontevreden
Ook in de steden onrustiger: armoede groot en slechte arbeidsomstandigheden.
Vooral de bourgeoisie (rijke burgers) spreekt zich hiertegen uit



Slide 19 - Slide

Ontevredenheid Bourgeoisie
Derde stand boos

Betaalden veel belasting

Ongelijke rechtspraak

 Overheid doet geen moeite voor de handel

Slide 20 - Slide

De tijd van Pruiken en Revoluties

Slide 21 - Slide

Verlichte-denkers

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video

Maken
Samenvatten / opdrachten  6.2 (6 t/m 9)

Slide 24 - Slide

Begrippen uit deze les
  • absolutisme
  • standen(maatschappij)
  • Verlichting
  • burgers
  • rijke burgerij (bourgeoisie)
  • edelen
  • geestelijkheid
  • grootgrondbezitters
  • Staten-Generaal
  • revolutie

Slide 25 - Slide