Artikel

1 / 33
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Waar schrijf je het?
Middenstuk
Slot
Inleiding
Gisteren hadden wij een discussie in de klas......
Daar ben ik het niet mee eens, want.....
mijn conclusie is...

Slide 3 - Drag question

Wat zet je onderaan je artikel?
A
Naam, Klas
B
Voor- en achternaam
C
Naam, klas, school
D
Naam, school

Slide 4 - Quiz

Wat betekent minimaal 100 woorden?
A
Je mag niet meer dan 100 woorden gebruiken.
B
Je mag niet minder dan 100 woorden gebruiken.
C
Je moet ongeveer 100 woorden gebruiken.
D
Je moet precies 100 woorden gebruiken.

Slide 5 - Quiz

Uit hoeveel alinea's bestaat een artikel minimaal?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 6 - Quiz

Een artikel heeft altijd een titel.
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quiz

Tussen een alinea komt een witregel.
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quiz

Je begint je artikel met:
'Hallo, ik ben ......."

A
NEEEEEEEEEEEEEEEE!
B
ja
C
nee
D
nee, natuurlijk niet!

Slide 9 - Quiz

Inhoud artikel
  • Een artikel is een informatieve tekst
  • De opdracht van het artikel bestaat altijd uit:
- situatiebeschrijving





- opdracht
- punten die in het artikel moeten staan 
  • Dit is ook de volgorde die je moet aanhouden als je gaat beginnen met schrijven

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

situatiebeschrijving
opdracht

Slide 12 - Slide

aandachtspunten
Extra tips bij de opdracht

Slide 13 - Slide

Artikel schrijven
Het artikel bestaat altijd uit:
  • inleiding
  • kern
  • slot 
  • Dit zijn dus tenminste 3 alinea's

Slide 14 - Slide

Inleiding
  • Je begint met het schrijven van de inleiding (eerste alinea)
  • Stel jezelf voor met je naam en je klas
  • Bekijk of er een 'punt' in de inleiding hoort.

Slide 15 - Slide

Kern
  • Nu begin je met het schrijven van het middenstuk, de kern
  • Het is mooi als je hier ook nog verschillende alinea's van maakt

Slide 16 - Slide

Slot
  • In het slot benoem je nog even het belangrijkste uit dit artikel en rond je het artikel mee af.
  • Kijk weer welk punt er ook alweer bij slot hoorde

Slide 17 - Slide

Laatste check
  • Check nog even het laatste stukje onder de aandachtspunten:


  • Kijk of je alle punten hebt verwerkt in je artikel 
  • Kijk je artikel na op interpunctie, spelling en formulering

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Wat is het belangrijkste woord in het onderwerp:

de kudde koeien
A
de
B
kudde
C
koeien

Slide 20 - Quiz

Wat is goed / congruent?
A
De kudde koeien staan in de wei
B
De kudde koeien staat in de wei

Slide 21 - Quiz

Wat is het belangrijkste woord in het onderwerp:

een groep wielrenners
A
een
B
groep
C
wielrenners

Slide 22 - Quiz

Wat is goed / congruent?
A
Een groep wielrenners viel vlak voor de finish
B
Een groep wielrenners vielen vlak voor de finish

Slide 23 - Quiz

Wat is het onderwerp in:

Men zien/ziet door de bomen het bos niet meer
A
Men
B
zien/ziet
C
door de bomen
D
het bos

Slide 24 - Quiz

Wat is goed / congruent?
A
Men zien door de bomen het bos niet meer
B
Men ziet door de bomen het bos niet meer

Slide 25 - Quiz

Wat is het belangrijkste woord in het onderwerp:

drie pakken rijst
A
drie
B
pakken
C
rijst

Slide 26 - Quiz

Wat is goed / congruent?
A
Er stonden nog drie pakken rijst in de voorraadkamer
B
Er stond nog drie pakken rijst in de voorraadkamer

Slide 27 - Quiz

Wat is het belangrijkste woord in het onderwerp:

twintigduizend mensen
A
twintigduizend
B
mensen

Slide 28 - Quiz

Wat is goed / congruent?
A
Twintigduizend mensen bezocht het festival
B
Twintigduizend mensen bezochten het festival

Slide 29 - Quiz

Wat is het belangrijkste woord in het onderwerp:

een partij sportschoenen
A
een
B
partij
C
sportschoenen

Slide 30 - Quiz

Wat is goed / congruent?
A
Een partij sportschoenen spoelde aan op het strand
B
Een partij sportschoenen spoelden aan op het strand

Slide 31 - Quiz

Slide 32 - Slide

Afsluiting

Slide 33 - Slide