5.5 spelling

Spelling
Engelse werkwoorden
1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Spelling
Engelse werkwoorden

Slide 1 - Slide

schrijf op: een Engels werkwoord

Slide 2 - Mind map

Engelse werkwoord=leenwoord
  • vervoeg als een NL werkwoord> stam en ik-vorm
        downloaden-hij  downloadt              hij downloadde
  • let op: saven- ik vorm = ik save... hij savet      hij savede  Ik heb gesaved

Slide 3 - Slide

Engelse werkwoorden
  • Soms schrijf je twee medeklinkers, om duidelijk te maken dat een woord op z'n Engels uitgesproken wordt.

paintballen - ik paintball - hij paintballt
passen - ik pass - hij passt

grillen - ik gril - hij grilt
stressen - ik stres - hij strest

Slide 4 - Slide

(Daten) jij vorig jaar niet met die kok?
A
date
B
Date
C
Datete
D
dateten

Slide 5 - Quiz

Hoe spel je het voltooid deelwoord van...
stressen
A
gestrest
B
gestresst
C
gestressd
D
gestresd

Slide 6 - Quiz

Hij is naar huis .... (skaten)
A
geskate
B
geskatet
C
skate
D
geskated

Slide 7 - Quiz

(Saven) hij je werkstuk op de harde schijf?
A
save
B
saved
C
savet

Slide 8 - Quiz

Opdrachten maken 5.5
3-4-5a
Lees theorie op blz. 200 Apostrof goed door, maak daarna:
8-7

Slide 9 - Slide

 werkwoordspelling

Doel: je kunt alle werkwoorden in alle tijden correct vervoegen


Hoe goed ben jij in werkwoordspelling?
Houd bij hoeveel goede antwoorden je kunt geven.

Slide 10 - Slide