Les 9 poëzie GIEI

Les 9 Poëzie
1 / 39
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 48 min

Items in this lesson

Les 9 Poëzie

Slide 1 - Slide

Programma

  • Lezen in je leesboek/taak 40 & 41 uitwerken 
  • 'De idioot in het bad'
  • Herhaling toetsstof met quiz

Slide 2 - Slide

Poëzie - lyriek
  • Genre betekent soort. 
  • Literatuur wordt verdeeld in drie hoofdgenres: epiek (proza), lyriek (poëzie), dramatiek (toneel)
  • Subgenres lyriek:  haiku, sonnet
  • Poëzie - proza - onderscheid?

Slide 3 - Slide

Welk kenmerk hoort niet bij de sonnet?
A
14 regels: 2 kwatrijnen en 2 terzetten
B
rijmschema: aabb aabb cdc dcd
C
rijmschema: abba abba cdc dcd
D
wending/chute tussen octaaf en sextet

Slide 4 - Quiz

Poëzie valt onder
A
het hoofdgenre epiek
B
het hoofdgenre dramatiek
C
het hoofdgenre lyriek
D
subgenre haiku

Slide 5 - Quiz

Vorm
  • Klank en ritme: metrum, rijm
  • Betekenis:  woorden met meer betekenissen, nieuwe samenstellingen, stijlfiguren, beeldspraak
  • Zinsbouw: leestekens zijn niet altijd aanwezig, enjambementen, ongrammaticale zinnen, ongebruikelijke grammaticale zinsbouw
  • Typografie: lettertype, regelverdeling 

Slide 6 - Slide

Waarom staan we stil bij de vormkenmerken?
A
Dat klinkt wel interessant.
B
Poëzie gaat om de vorm.
C
Met de vorm wordt de inhoud versterkt.
D
Eerst sta je stil bij de vorm, dan bij het effect.

Slide 7 - Quiz

strofebouw

Slide 8 - Slide



4 terzines

Schubert

Wat deden wij toen zij voorgoed
was verdwenen? Gesloten strot,
klei in de benen, geen lucht,

nergens lucht. Wij sliepen slecht
en elk woord werd een wond.
We slopen rond op onvaste voeten.

Liever weggevaagd, maar redding
is niet aan de orde. Schubert
staat op de standaard. Je hand

pakt de strijkstok. Wit geharst
knarst hij over de snaar. Zwijgend
begin je de zoektocht naar haar.

(Anna Enquist)



Slide 9 - Slide



2 kwatrijnen
2 terzines
Een lerares die ik liefhad


Zij droeg een jurk, lang uit de mode,  
en was zo mager als een lat,                  
een rare stokvis, maar ze had                
zo'n zeldzaam mooie lesmethode,     

voor die tijd eigenlijk verboden:                    
het scheen, ze praatte zomaar wat,    
alsof je in haar kamer zat                         
te kletsen om de tijd te doden.             

Het leek gezellig en verkeerd,               
maar was, dat blijft, geraffineerd:       
ik ben in aardrijkskunde thuis.              

Wat heb ik veel van haar geleerd,        
ik had haar lief, mijn versje eert           
mejuffrouw Schelts van Kloosterhuis.  (Herman Pieter de Boer)


Slide 10 - Slide

distichon
terzine
kwatrijn
3 versregels
4 versregels
2 versregels

Slide 11 - Drag question

rijm


  • rijmschema > eindrijm 
  • rijmklanken

Slide 12 - Slide

Rijmsoorten
  • alliteratie
  • assonantie
  • volrijm - halfrijm
  • mannelijk rijm (eindrijm)
  • vrouwelijk rijm (eindrijm)
  • glijdend rijm (eindrijm) 

Slide 13 - Slide

Rijm
  • Rijmplaatsen: eindrijm, binnenrijm, voorrijm 
  • Rijmschema's: gebroken rijm, omarmend rijm, gekruist rijm, gepaard rijm, slagrijm, verspringend rijm

Slide 14 - Slide

Blazende wangen en smakkende lippen,
Azende blikken op aadlijke snippen,
Gouden fazanten en druipende kluif,
Oude, gemerkte, gezegende druif!

Wat kun je zeggen over het rijm?
A
Eindrijm, gepaard rijm
B
Assonantie
C
Voorrijm
D
Alliteratie

Slide 15 - Quiz

metrum

Slide 16 - Slide

Metrum
  • Jambe: V-
  • Trochee: -V
  • Anapest VV-
  • Dactylus: -VV
  • Amfibrachys: V-V
 

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Heb jij een naam in een metrum? Noteer naam (+ evt. achternaam) en metrum!

Slide 19 - Open question

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Scandeer het gedicht (noteer de heffingen/dalingen).
Wat is het metrum?
A
jambe
B
trochee
C
dactylus
D
anapest

Slide 22 - Quiz

Wat is antimetrie?
A
Het inslikken van een lettergreep.
B
Het rekken van het woord zodat je een extra lettergreep krijgt.
C
Een gedicht zonder metrum, een vrij vers.
D
Het doorbreken van het metrum.

Slide 23 - Quiz



beeldspraak


  • vergelijking
  • metafoor
  • metonymie
  • synesthesie

Slide 24 - Slide

Beeldspraak
  • Metafoor - schrijver gebruikt een beeld (b) om de werkelijkheid/object (o) te beschrijven. - vergelijkingsbeeldspraak
  • Soorten metaforen: zuivere metafoor, vergelijking zonder verbindingswoord, vergelijking met verbindingswoord, personificatie, synesthesie 
  • Metoniem - andere reden, merk i.p.v. het ding, deel van het geheel, materiaal, etc

Slide 25 - Slide

“Je vader is een dief. Hij heeft alle sterren van de hemel gestolen en ze in jouw ogen gestopt.”
A
Metoniem
B
Vergelijking zonder verbindingswoord
C
Zuivere metafoor
D
Vergelijking met verbindingswoord

Slide 26 - Quiz

Den Haag beslist wie wat waar mag bouwen.
A
Metoniem
B
Zuivere metafoor
C
Synesthesie
D
Vergelijking zonder verbindingswoord

Slide 27 - Quiz

Hoe gaat het rijmschema verder?

Gebruik per rijmklank een letter
zoals in strofe 1
Een lerares die ik liefhad


Zij droeg een jurk, lang uit de modeA
en was zo mager als een lat,                  B
een rare stokvis, maar ze had                B
zo'n zeldzaam mooie lesmethode,     A

voor die tijd eigenlijk verboden:                    
het scheen, ze praatte zomaar wat,    
alsof je in haar kamer zat                         
te kletsen om de tijd te doden.             

Het leek gezellig en verkeerd,               
maar was, dat blijft, geraffineerd:       
ik ben in aardrijkskunde thuis.              

Wat heb ik veel van haar geleerd,        
ik had haar lief, mijn versje eert           
mejuffrouw Schelts van Kloosterhuis.  (Herman Pieter de Boer)


Slide 28 - Slide

Rijmschema
Een lerares die ik liefhad


Zij droeg een jurk, lang uit de modeA
en was zo mager als een lat,                  B
een rare stokvis, maar ze had                B
zo'n zeldzaam mooie lesmethode,     A

voor die tijd eigenlijk verboden:            A        
het scheen, ze praatte zomaar wat,    B
alsof je in haar kamer zat                         B
te kletsen om de tijd te doden.             A

Het leek gezellig en verkeerd,               C
maar was, dat blijft, geraffineerd:       C
ik ben in aardrijkskunde thuis.              D

Wat heb ik veel van haar geleerd,        C
ik had haar lief, mijn versje eert           C
mejuffrouw Schelts van Kloosterhuis. D (Herman Pieter de Boer)


Slide 29 - Slide

eindrijm
sleep de benaming naar de passende (fragmenten uit) gedichten.
Viervoeter

Een grijze wolf wordt zeer geprezen
omdat hij Shakespeare heeft gelezen
Hij zegt: ' 't Is niet eenvoudig, snap je,
Het zit veel dieper dan Roodkapje.'

(Johnny Kraaykamp)
Zij droeg een jurk, lang uit de mode,
en was zo mager als een lat,
een rare stokvis, maar ze had
zo'n zeldzaam mooie lesmethode,
SPLEEN
 
Ik zit mij voor het vensterglas
onnoemelijk te vervelen.
Ik wou dat ik twee hondjes was,
dan kon ik samen spelen.

(Godfried Bomans)
gepaard rijm
gekruist rijm
Omarmend rijm

Slide 30 - Drag question

Rijmklanken

klanken ondersteunen vaak de inhoud van het gedicht. 
Schubert

Wat deden wij toen zij voorgoed
was verdwenen? Gesloten strot,
klei in de benen, geen lucht,

nergens lucht. Wij sliepen slecht
en elk woord werd een wond.
We slopen rond op onvaste voeten.

Liever weggevaagd, maar redding
is niet aan de orde. Schubert
staat op de standaard. Je hand

pakt de strijkstok. Wit geharst
knarst hij over de snaar. Zwijgend
begin je de zoektocht naar haar.

(Anna Enquist)



alliteratie
Wanneer beginmedeklinkers van woorden die dicht bij elkaar staan, gelijk zijn. 
a
assonantie
= klinkerrijm. Wanneer beklemtoonde klinkers gelijk zijn in opeenvolgende woorden. 
b

Slide 31 - Slide

Rijmklanken

Schubert

Wat deden wij toen zij voorgoed
was verdwenen? Gesloten strot,
klei in de benen, geen lucht,

nergens lucht. Wij sliepen slecht
en elk woord werd een wond.
We slopen rond op onvaste voeten.

Liever weggevaagd, maar redding
is niet aan de orde. Schubert
staat op de standaard. Je hand

pakt de strijkstok. Wit geharst
knarst hij over de snaar. Zwijgend
begin je de zoektocht naar haar.

(Anna Enquist)



alliteratie
Wanneer beginmedeklinkers van woorden die dicht bij elkaar staan, gelijk zijn. 
a

Slide 32 - Slide

Rijmklanken


Schubert

Wat deden wij toen zij voorgoed
was verdwenen? Gesloten strot,
klei in de benen, geen lucht,

nergens lucht. Wij sliepen slecht
en elk woord werd een wond.
We slopen rond op onvaste voeten.

Liever weggevaagd, maar redding
is niet aan de orde. Schubert
staat op de standaard. Je hand

pakt de strijkstok. Wit geharst
knarst hij over de snaar. Zwijgend
begin je de zoektocht naar haar.

(Anna Enquist)



assonantie
= klinkerrijm. Wanneer beklemtoonde klinkers gelijk zijn in opeenvolgende woorden. 
b

Slide 33 - Slide

Postexaminale depressie 

Als een dief 
In de nacht 
Treft de schoolbel me 
Tussen de schouderbladen  
En steelt mijn 
Laatste vraag 

Berooid verlaat 
Ik het klaslokaal 
Terwijl iemand 
Op de achtergrond 
Voelbaar tentharingen 
In mijn achterhoofd bonkt
Onopgeloste breuken 
Laten zich vandaag 
Weer eens niet lijmen 
Door toenaderings- 
Pogingen van mijn pen

En ook niet door leuke 
Woorden achteraf 
Al klinken die 
Nog zo groen 
En vers 

 
(Reinhart Speeckaert) 

Slide 34 - Slide

Geef een voorbeeld van een vergelijking uit 'Postexaminale depressie'

Slide 35 - Open question

Geef een voorbeeld van een metafoor uit 'Postexaminale depressie'

Slide 36 - Open question

Geef een voorbeeld van een personificatie uit 'Postexaminale depressie'

Slide 37 - Open question

Postexaminale depressie 

Als een dief 
In de nacht 
Treft de schoolbel me 
Tussen de schouderbladen  
En steelt mijn 
Laatste vraag 

Berooid verlaat 
Ik het klaslokaal 
Terwijl iemand 
Op de achtergrond 
Voelbaar tentharingen 
In mijn achterhoofd bonkt
Onopgeloste breuken 
Laten zich vandaag 
Weer eens niet lijmen 
Door toenaderings- 
Pogingen van mijn pen

En ook niet door leuke 
Woorden achteraf 
Al klinken die 
Nog zo groen 
En vers 

 
(Reinhart Speeckaert) 
synesthesie
Wanneer verschillende zintuiglijke waarnemingen in één uitdrukking worden gecombineerd bv. schreeuwende kleuren. 

Op de Wikipediapagina vind je meer voorbeelden en toelichting. 

Slide 38 - Slide

Toetsstof

Laagland module 2 + 4 (inclusief alle extra aantekeningen en LessonUps)
60 minuten, 10%, domein E2, geen hulpmiddelen



Slide 39 - Slide