1TOP H4 Verkleinwoorden

1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

H4 verkleinwoorden
Verkleinwoorden

Slide 3 - Slide

Voorbeelden van
verkleinwoorden

Slide 4 - Mind map

Theorie (verkleinwoorden)
Van de meeste zelfstandige naamwoorden kun je een verkleinwoord maken.

Meestal           =              -je of -tje achter het woord.
vakantie - vakantietje  
schaar - schaartje
dans - dansje

Slide 5 - Slide

Soort woord met voorbeeld
  1. Woorden met een -m               boom
  2. Woorden met een -ng            koning
  3. Achteraan -a, -o of -u                  opa, auto, paraplu
  4. Achteraan -y                                   baby
  5. Woorden met cijfers of afkorting     dvd, A4
Regel met voorbeeld
  • -pje
boompje
  • -kje en de -g laat je weg
koninkje
  • extra klinker
opaatje, autootje, parapluutje
  • -'tje
baby'tje
  • -'je of -'tje
dvd'tje, A4'tje

Slide 6 - Slide

Wat is de regel die je meestal gebruikt als je een verkleinwoord maakt?

Slide 7 - Open question

Bezem
A
Bezemje
B
bezemmetje
C
bezempje
D
bezem'pje

Slide 8 - Quiz

Radio
A
Radiotje
B
Radio'tje
C
Radiootje

Slide 9 - Quiz

Verdieping
A
Verdiepingtje
B
Verdiepingetje
C
Verdiepingke
D
Verdiepinkje

Slide 10 - Quiz

cd
A
cdtje
B
CeeDeetje
C
cd'tje

Slide 11 - Quiz

Pony
A
ponytje
B
ponietje
C
pony'tje
D
paardje

Slide 12 - Quiz

Menu
A
Menutje
B
Menuutje
C
Menu'tje
D
Menuu'tje

Slide 13 - Quiz

Instructie
A
Instructietje
B
Instructieetje
C
Instructie'tje

Slide 14 - Quiz

Tip van de dag!
Twijfel je over een verkleinwoord?
Neem een voorbeeldwoord in je hoofd met dezelfde laatste letter of klank!

Verkleinwoord van cranberry??
Baby eindigt ook met y en dat wordt baby'tje
Dus: cranberry'tje!

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Exit-ticket: wat heb je deze les geleerd?

Slide 17 - Open question