herhaling MK Pluriforme samenleving

Pluriforme samenleving

Herhaling van alle hoofdstukken uit het boek


1 / 41
next
Slide 1: Slide
MaatschappijkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Pluriforme samenleving

Herhaling van alle hoofdstukken uit het boek


Slide 1 - Slide

Hoofdstuk 1

Cultuur is alle waarden en normen en andere aangeleerde kenmerken van een groep.

je moet weten wat de Dominante cultuur is in Nederland

Wat is een subcultuur ?

Pluriforme samenleving is een samenleving van mensen met verschillende culturelen en leefstijlen

Slide 2 - Slide

Hoofdstuk 1
socialisatie is het aanleren van cultuurkenmerken

Persoonlijke identiteit bestaat uit de dingen die je hebt geleerd, hebt overgenomen, ervaingen en aangeboren eigenschappen.

Slide 3 - Slide

Behoort deze jongen tot de dominante cultuur, een subcultuur of beide?
A
Dominante cultuur
B
Subcultuur
C
Beide

Slide 4 - Quiz

Cultuurverschillen hebben vaak te maken met de volgende factoren:

Slide 5 - Open question

Hoofdstuk 2

Multiculturele samenleving is een samenleving waarin naast de oorspronkelijke bevolking andere etnische groepen leven


Wat is het gelijkheidsbeginsel (artikel 1)?

Tolerantie is belangrijk, dat betekent dat je accepteert dat mensen anders leven dan jij

Slide 6 - Slide

Belgen zijn een etnische minderheid
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quiz

Hoofdstuk 2
De kenmerken van een pluriforme samenleving zijn :

  • Geen gezamenlijke geschiedenis
  • Meer geloofsrichtingen
  • Verschillende waarden en normen
  • Andere leefstijlen en gewoonten

Slide 8 - Slide

Wat is kenmerkend voor een collectivistische cultuur?
A
Persoonlijke vrijheid
B
De familie is hecht
C
Je komt niet voor elkaar op
D
eigen verantwoordelijkheid

Slide 9 - Quiz

Hoofdstuk 3
Wat is verschil tussen emigratie en immigratie?

De drie motieven voor migratie zijn :
  • Politiek
  • Economisch
  • Sociale (gezinsvorming of -hereniging)

Slide 10 - Slide

Actueel voorbeeld van politieke-, economische of sociale motieven om te emigreren in de wereld

Slide 11 - Open question

Hoofdstuk 3
Je kunt uitleggen waarom bepaalde bevolkingsgroepen naar Nederland zijn gekomen

Slide 12 - Slide

Zet de groepen chronologische volgorde

(mensen uit koloniën, arbeidsmigranten, asielzoekers)

Slide 13 - Open question

Hoofdstuk 3

Verdragen EU: UVRM, EVRM, verdrag van Schengen, vluchtelingen verdrag van Genève)


Je moet het toelatingsbeleid van Nederland kennen

Wanneer mag bijvoorbeeld iemand in Nederland blijven en wanneer niet (IND)?

Slide 14 - Slide

Henk wil vanuit Nederland naar Duitsland verhuizen om daar te gaan werken als Monteur. Kan dit zomaar?
A
Alleen als hij in gevaar is
B
Alleen als hij inburgert
C
Nee
D
Ja

Slide 15 - Quiz

hoofdstuk 4 

Je moet de drie samenlevingsmodellen kennen en kunnen herkennen:


  • Segregatie
  • Assimilatie
  • Integratie



Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

Leg uit wat segregatie is en geef een voorbeeld hiervan

Slide 18 - Open question

Leg uit wat integratie is en geef een voorbeeld hiervan

Slide 19 - Open question

Integratie of segregratie?
A
Integratie
B
Segregratie

Slide 20 - Quiz

hoofdstuk 4 

Je moet weten hoe verschillende politieke stromingen en partijen tegenover integratie staan.

(liberalen, sociaaldemocraten, christendemocraten, populisten)


Je kunt Nederlandse politieke partijen indelen in internationalisten (immigratie hoort erbij) en protectionisten (bang voor verlies dominante cultuur).



Slide 21 - Slide

Bij welke politieke stroming en partij past de visie dat nieuwkomers hun eigen inburgering moeten betalen.

Slide 22 - Open question

Hoofdstuk 5

Je kent en herkent de drie fases van het integratieproces

1. vermijding

2. conflict

3. aanvaarding 



Slide 23 - Slide

Het integratieproces verloopt in de volgende drie fases
A
verwondering - acceptatie - assimilatie
B
vermijding - conflict - aanvaarding
C
vermijding - verwondering - aanvaarding
D
conflict - vermijding - aanvaarding

Slide 24 - Quiz

Leg uit bij welke fase van het integratieproces de zwarte pieten discussie het beste past.

Slide 25 - Open question

Hoofdstuk 5

  • Je moet weten wat vooroordelen zijn
  • Je moet weten wat stereotypen zijn
  • Uitleggen wanneer iets discriminatie is


Wat kan de overheid doen tegen discriminatie ?

Slide 26 - Slide

Hoofdstuk 6
Welke factoren bepalen je maatschappelijke positie?
-Opleiding (ouders)
-Taalachterstand
-Wonen/ segregatie

Slide 27 - Slide

Geef een verklaring waarom niet-Westerse immigranten gemiddeld een lagere maatschappelijke positie hebben.

Slide 28 - Open question

Hoofdstuk 6
Wereldburgerschap: Je staat open voor invloeden van andere culturen
Actief burgerschap: Zelf initiatief nemen en zorgen voor werk, huis, gezondheid enz.
Participatiesamenleving: alle inwoners doen actief mee om te zorgen dat het goed gaat met de samenleving

Slide 29 - Slide

Welke factoren bepalen je maatschappelijke positie
A
Opleiding
B
Waarde auto
C
Werken
D
Wonen

Slide 30 - Quiz

Mensen met een Turkse achtergrond en ouders die in Turkije geboren zijn maar een Nederlands paspoort zijn:
A
Allochtonen
B
Buitenlanders
C
Immigranten
D
etnische minderheden

Slide 31 - Quiz

welk van de onderstaande is geen kenmerk van de pluriforme samenleving
A
Meer geloofsrichtingen
B
Andere gewoonten
C
Meerdere talen
D
Verschillende waarden en normen

Slide 32 - Quiz

Welke van de onderstaande redenen is geen reden voor migratie
A
politiek
B
cultureel
C
economisch
D
persoonlijk

Slide 33 - Quiz

Deze groep zijn als arbeidsmigranten naar Nederland gekomen
A
turken
B
surinamers
C
Indonesiers
D
antillianen

Slide 34 - Quiz

Nederlands is in Nederland
A
een etnische minderheid
B
een subcultuur
C
socialisatie
D
De dominante cultuur

Slide 35 - Quiz

Leg het begrip socialisatie uit

Slide 36 - Open question

assimilatie is
A
de cultuur gedeeltelijk overnemen
B
De cultuur geheel overnemen
C
assimilatie bestaat niet
D
je afscheiden

Slide 37 - Quiz

welk probleem hebben veel Nederlanders met de integratie van nieuwe Nederlanders

Slide 38 - Open question

Geef een voorbeeld van een vooroordeel

Slide 39 - Open question

Geef een voorbeeld van discriminatie

Slide 40 - Open question

Vragen?

Slide 41 - Slide