This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Video
00:36
Welke 4 "aanwijzende voornaamwoorden" heb je gehoord?
timer
0:30
Slide 3 - Open question
Leerdoel:
Deze les ga je leren wat "demonstrative pronouns" (aanwijzende voornaamwoorden) zijn welke "demonstrative pronouns" er zijn en wanneer je ze gebruikt.
Slide 4 - Slide
Demonstrative pronouns:
> aanwijzend voornaamwoord > je wijst iets aan > iets is dichtbij of iets is ver af (deze appels of die appels)
(These applesor those Apples)
Slide 5 - Slide
Demonstrative pronouns:
> this = dichtbij + enkelvoud : this apple > these = dichtbij + meervoud : these apples
> that = ver af + enkelvoud : that bag > those = ver af + meervoud : those bags
Slide 6 - Slide
Dichtbij
Ver af
This
these
That
Those
Slide 7 - Drag question
Look over there! Who is _____ boy?
A
this
B
that
C
these
D
those
Slide 8 - Quiz
I would like ____ tomatoes, please. (you are standing in front of them)
A
this
B
that
C
these
D
those
Slide 9 - Quiz
I can't reach that far, can you pass me ______ bottles?
A
this
B
that
C
these
D
those
Slide 10 - Quiz
1. Wat zijn "demonstrative pronouns"? 2. Welke 4 zijn er? 3. Hoe worden ze gebruikt?
Slide 11 - Open question
Ik weet wat ''demonstrative pronouns'' zijn en ik weet hoe ik ze kan toepassen.
A
Ja
B
Nee
C
ongeveer, ik moet nog even oefenen
D
Ik heb extra uitleg nodig
Slide 12 - Quiz
Ja ingevuld? -> Extra uitdaging:
> SS ex. 57 + 58 + 59 + 60
Slide 13 - Slide
Extra oefening:
Slide 14 - Slide
How can you tell in a sentence if something/someone is far away or close by?
Slide 15 - Open question
Exercise:
> May I use ...... pencil laying here? > May I use ...... pencils laying here? > Look over there! Do you see ...... handsome boy? > Look over there! Do you see ...... dogs?
Slide 16 - Slide
Exercise:
We are going to do ex. 57 together, after that you can work on ex. 58 individually.