De snelheden die je al kent, vormen samen je
referentiekader. Je weet bijvoorbeeld: een mens loopt gem. 5 km/h, op de fiets ga je 20 km/h, een brommer rijdt 40 km/h en een auto in de stad 50 km/h en op een snelweg 130 km/h.
Als snelheden veel groter worden dan 130 km/h, hebben de meeste mensen geen goed referentiekader meer.