KERN 40_dialogen

Wat gaan we doen?

1. Startopdracht
2. Uitleg KERN 40 
3. Oefenen in LessonUp.
4. Zelfstandig werken. 
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Wat gaan we doen?

1. Startopdracht
2. Uitleg KERN 40 
3. Oefenen in LessonUp.
4. Zelfstandig werken. 

Slide 1 - Slide

PTO-4 lesstof

Slide 2 - Slide

Voorkennis ophalen

KERN 40: Wat is een dialoog?
timer
1:00

Slide 3 - Slide

Wat is een dialoog?

-Een dialoog is een gesproken of geschreven gesprek tussen twee of meer personen.
 Bij een monoloog is er één persoon aan het woord, met of zonder luisteraars (bijv. een toespraak of voice-over).





Slide 4 - Slide

Dialoog                Monoloog

Slide 5 - Slide

Agenda 
1. Ik weet wat een dialoog is en ken het onderscheid tussen directe en indirecte rede. (R)

2. Ik kan zelf gesproken woorden weergeven in de directe of indirecte rede of parafraseren. (T1)
Lesdoel

Slide 6 - Slide

1. Startopdracht
Wat?
a. Zet bovenaan je blaadje; KERN 40 Dialogen.
b. Stel een vraag aan je buurman of buurvrouw en schrijf het antwoord op in je schrift. 

Bijvoorbeeld: Wat zou jij doen als je 1 miljoen euro zou winnen?
Tijd?
3 minuten. Daarna uitleg theorie.
timer
3:00

Slide 7 - Slide

Aantekeningen maken


KERN 40

Slide 8 - Slide

KERN 40 - Dialogen opschrijven 
Manier 1. Directe rede - Schrijf gesprek letterlijk op, gebruik ""
De docent zei:"Doe je telefoon weg en ga fatsoenlijk zitten."
"
Manier 2. Indirecte rede - Je schrijft niet letterlijk op, geen "" 
De docent zei dat Sara haar telefoon weg moest doen en moest gaan zitten. 

Manier 3. Parafraseren - In eigen woorden samenvatten
Sarah moest van de docent haar telefoon wegdoen en fatsoenlijk gaan zitten. 

Slide 9 - Slide

3. Oefenen met theorie
>> Inloggen in LessonUp.
>> Gebruik de interviewvraag met klasgenoot.
>> 3 vragen.

Slide 10 - Slide

1. Schrijf het antwoord van je buurman/buurvrouw op in de 'directe rede'.
timer
2:00

Slide 11 - Open question

Directe rede
  • 2 hoofdzinnen
  • Werkwoord op de 2e plek
  • Let goed op de aanhalingstekens en de komma's.
  • De zin in de directe rede krijgt een hoofdletter.
  • De docent legde uit: "De volgorde van de zin verandert niet in de directe rede."
  • "De volgorde van de zin verandert niet in de directe rede.", legde de docent uit.
  • "De volgorde van de zin," legde de docent uit, "verandert niet in de directe rede."

Slide 12 - Slide

2. Schrijf het antwoord van je buurman/buurvrouw op in de 'indirecte rede'.
timer
2:00

Slide 13 - Open question

Indirecte rede
  • Niet letterlijk
  • Werkwoord achteraan
  • Voegwoord is 'dat' en bij ontkenningen / vragen 'of'.
  • De werkwoordstijd van hoofdzin en bijzin zijn hetzelfde.
  • De leerling vraagt of de volgorde van de zin in de indirecte rede verandert.
  • De docent bevestigt dat de volgorde van de zin in de indirecte rede verandert.

Slide 14 - Slide

3. Parafraseer het antwoord van je buurman/buurvrouw.
timer
2:00

Slide 15 - Open question

Parafraseren
  • In eigen woorden zeggen wat er gebeurt
  • Eén zin, geen bijzin
  • De leerling vroeg naar de volgorde van de zin in de indirecte rede.
  • De volgorde van de zin in de indirecte rede verandert volgens de docent.

Slide 16 - Slide

monoloog
dialoog
groepsgesprek
3 of meer mensen praten met elkaar
één persoon spreekt
2 mensen praten met elkaar

Slide 17 - Drag question

4. Zelfstandig werken
Wat?
Maak van KERN 40: vraag 1 en 2
Tijd?
5 minuten. Daarna klassikaal bespreken.
Klaar?
Maak het huiswerk: 
KERN 40 vraag 3, 4 en 5. 
timer
5:00

Slide 18 - Slide