This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Academische stijl
Slide 1 - Slide
Hoeveel stijldimensies heeft de academische stijl?
A
4 stijldimensies
B
6 stijldimensies
C
5 stijldimensies
D
7 stijldimensies
Slide 2 - Quiz
Slide 3 - Slide
De afstand die jouw schrijfstijl creëert tussen jou als schrijver en je lezer.
Je kunt taalgebruik omschrijven als:
1. Onpersoonlijk, formeel, afstandelijk
2. Persoonlijk, informeel en niet-afstandelijk
Afstandelijkheid
Slide 4 - Slide
Welk woord hoort niet bij de dimensie onpersoonlijk, formeel, afstandelijk?
A
Alsmede
B
Genoemd kunnen worden
C
Deshalve
D
Onwijs
Slide 5 - Quiz
Informatiedichtheid
6 tips voor het schrijven van een beknopte tekst:
Slide 6 - Slide
1. Vermijd onnodige herhaling
2. Schrap overbodige informatie
3. Vermijd lege woorden
4. Vermijd omslachtige formuleringen
5. Verander zinsdelen in woorden
6. Herhaal belangrijke punten wél
Informatiedichtheid
Slide 7 - Slide
Welke tip stond er net NIET tussen?
A
Schrap overbodige informatie
B
Vermijd lege woorden
C
Vermijd omslachtige formuleringen
D
Gebruik genoeg interpunctie
Slide 8 - Quiz
1. Vermijd onnodige herhaling
2. Schrap overbodige informatie
3. Vermijd lege woorden
4. Vermijd omslachtige formuleringen
5. Verander zinsdelen in woorden
6. Herhaal belangrijke punten wél
Informatiedichtheid
Slide 9 - Slide
Exactheid
1. Exact taalgebruik, waarbij elk woord en elke zin maar één interpretatie heeft.
2. Vaag of ambigu taalgebruik, waarbij het anders geïnterpreteerd kan worden.
Een goede academische tekst is zo exact mogelijk geformuleerd.
Slide 10 - Slide
Voor het onderzoek zijn jongeren geïnterviewd aan de hand van vragenlijsten. Deze werden geanalyseerd op betrouwbaarheid.
Slide 11 - Open question
Voor het onderzoek zijn jongerengeïnterviewd aan de hand van vragenlijsten. Deze werden geanalyseerd op betrouwbaarheid.
Slide 12 - Slide
Complexiteit
De complexiteit van een tekst gaat over hoe moeilijk of makkelijk een tekst te begrijpen is, maar een academische tekst hoeft niet per definitie complexe taal te bevatten.
Slide 13 - Slide
1. Zorg voor een afwisseling tussen lange en korte zinnen, want zo blijft de tekst goed leesbaar
2. Probeer actieve en passieve zinnen af te wisselen.
3. Gebruik niet teveel naamwoordstijl. Dit houdt in dat je zelfstandige naamwoorden maakt van bijvoeglijke naamwoorden of werkwoorden.
4. Gebruik je veel moeilijke woorden, dan is je tekst minder goed te volgen. Houd bij je woordkeus rekening met je beoogde publiek.
5. Gebruik geen afkortingen voor woorden en uitdrukkingen in je tekst, met uitzondering van algemeen gangbare afkortingen van namen of zelfstandige naamwoorden
Slide 14 - Slide
Aantrekkelijkheid
Aan de ene kant van deze stijldimensie staat een droge stijl, aan de andere kant een levendige stijl. Een academische tekst wordt vaak gezien als droog, maar toch kan je het wel aantrekkelijk maken.
Slide 15 - Slide
Hoe maak je jouw tekst aantrekkelijk om te lezen? (meerdere antwoorden zijn juist)
A
Citaten
B
Praktijkvoorbeelden
C
Beeldmateriaal
D
Talige middelen
Slide 16 - Quiz
Wat is belangrijker in een tekst, exactheid of aantrekkelijkheid?