What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Personalpronomen
het
persoonlijk voornaamwoord
1 / 39
next
Slide 1:
Slide
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2-6
This lesson contains
39 slides
, with
interactive quizzes
and
text slide
.
Lesson duration is:
15 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
het
persoonlijk voornaamwoord
Slide 1 - Slide
Sleep het juiste Duitse persoonlijk voornaamwoord naar het Nederlandse persoonlijk voornaamwoord
ik
jij
hij
zij e.v.
wij
jullie
het
u
zij
ich
ihr
er
es
wir
du
sie e.v
Sie
sie
Slide 2 - Drag question
Sleep het Duitse persoonlijk voornaamwoord naar het Nederlandse persoonlijk voornaamwoord in de 3E nv.
mij
jou
hem
jullie
haar
ons
het
hen
u
mir
uns
ihm
ihm
ihr
dir
euch
ihnen
Ihnen
Slide 3 - Drag question
Wat wordt de vorm van het persoonlijk voornaamwoord in de 4e naamval? Sleep het juiste antwoord.
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
euch
mich
dich
ihn/sie/es
uns
sie/Sie
Slide 4 - Drag question
Maak een keuze!
Kennst du ihn / er
A
ihn
B
er
Slide 5 - Quiz
Maak een keuze!
Ich kenne du / dich
A
du
B
dich
Slide 6 - Quiz
Maak een keuze!
Peter und Petra, ich lade ihr / euch / sie ein.
A
ihr
B
euch
C
sie
Slide 7 - Quiz
Maak een keuze!
Der Preis ist € 20,-, ich finde es / er / ihn zu hoch.
A
er
B
ihn
C
es
Slide 8 - Quiz
Maak een keuze!
Wie findest du die Mode? Ich finde es / ihr / sie schön!
A
ihr
B
sie
C
es
Slide 9 - Quiz
Ist das Geschenk für (jullie) ______?
A
ihr
B
euch
C
sie
Slide 10 - Quiz
Gehst du mit (hem) ______
in die Disko?
A
er
B
ihm
C
ihn
Slide 11 - Quiz
Die Geschichte geht um (hen) _____.
A
ihn
B
sie
C
Sie
D
ihr
Slide 12 - Quiz
Sleep het juiste Duitse persoonlijk voornaamwoord naar het
Nederlandse persoonlijk voornaamwoord in de
4e naamval
timer
2:00
u
haar
hem
het
jou
ons
jullie
hen
mij
Sie
uns
ihn
euch
dich
sie
es
sie
mich
Slide 13 - Drag question
voorzetsels 3e naamval
voorzetsels 4e naamval
mit
entlang
durch
bei
seit
um
gegenüber
bis
von
nach
zu
aus
für
ohne
gegen
Slide 14 - Drag question
Ergänze die fehlenden Wörter.
Wir beginnen das Treffen nicht (zonder u).
Slide 15 - Open question
Ergänze die fehlenden Wörter.
Das Treffen kann doch (bij mij) stattfinden(=plaatsvinden)?
Slide 16 - Open question
Vertaal de voorzetsels
door
voor
tegen
zonder
om
tot
durch
für
gegen
ohne
um
bis
Slide 17 - Drag question
Vragend voornaamwoord in de juiste naamval:
Für w.... hast du diese Geschenke gekauft?
A
wer
B
wen
C
wem
D
wessen
Slide 18 - Quiz
Het persoonlijk voornaamwoord U in de 4e naamval is?
A
sie
B
Sie
C
euch
D
ihn
Slide 19 - Quiz
Persoonlijk voornaamwoord 4e naamval
Wat betekent 'voor hem' in het Duits?
A
für ihn
B
um dich
C
ohne Sie
D
für sie
Slide 20 - Quiz
Persoonlijk voornaamwoord 4e naamval
Wat is 'om jullie' in het Duits?
A
für dich
B
um euch
C
ohne mich
D
ohne ihn
Slide 21 - Quiz
1e en 4e naamval van:
ik en mij
A
ich - mich
B
ich - mir
C
ich - dich
D
ich - dir
Slide 22 - Quiz
1e en 4e naamval van:
wij en ons
A
wir - mich
B
wir - es
C
wir - euch
D
wir - uns
Slide 23 - Quiz
welke woorden horen bij de:
der Gruppe
A
dein-
B
ihr-
C
dem
D
die
Slide 24 - Quiz
De bezittelijke voornaamwoorden (mein, dein, sein, enz.) horen bij de ...
A
der-Gruppe
B
ein-Gruppe
Slide 25 - Quiz
Waar staan de naamvallen ook alweer voor?
Waar staat de eerste naamval voor?
A
gezegde
B
onderwerp
C
lijdend voorwerp
D
persoonsvorm
Slide 26 - Quiz
Waar staan de naamvallen ook alweer voor?
Waar staat de vierde naamval voor?
A
gezegde
B
onderwerp
C
lijdend voorwerp
D
meewerkend voorwerp
Slide 27 - Quiz
Waar staan de naamvallen ook alweer voor?
Waar staat de derde naamval voor?
A
gezegde
B
onderwerp
C
lijdend voorwerp
D
meewerkend voorwerp
Slide 28 - Quiz
Kennst (jij)..... (hem) .....?
A
du - ihn
B
du - ihm
C
dir - ihn
D
dich - ihm
Slide 29 - Quiz
Door welk persoonlijk voornaamwoord kun je 'Sonja' vervangen?
A
er
B
sie
C
es
D
ihr
Slide 30 - Quiz
Door welk persoonlijk voornaamwoord kun je ' das Fahrrad' vervangen?
A
er
B
sie
C
es
D
das
Slide 31 - Quiz
Door welk persoonlijk voornaamwoord kun je ' der Junge' vervangen?
A
er
B
sie
C
es
D
ihn
Slide 32 - Quiz
..... (ik) liebe Deutsch!
A
ich
B
mir
C
mich
D
er
Slide 33 - Quiz
Wer hat ..... (jullie) gestern so viel Hausaufgaben gegeben? Das war Frau Schmidt.
A
ihr
B
euch
C
ihnen
D
euer
Slide 34 - Quiz
Meine Mutter tanzt gern.
..... (zij) tanzt jeden Tag!
A
sie
B
ihr
C
Ihnen
D
es
Slide 35 - Quiz
Hast du ..... (mij) gesehen?
A
ich
B
mir
C
mich
D
mein
Slide 36 - Quiz
Hat sie ...(u) das Geld gegeben?
A
ihnen
B
Ihr
C
Ihnen
D
Sie
Slide 37 - Quiz
Ich kann..... (jou) leider nicht sehen.
A
du
B
dir
C
dich
D
dein
Slide 38 - Quiz
Was hat er .... (jou) gegeben?
A
du
B
dir
C
dich
D
dein
Slide 39 - Quiz
More lessons like this
3 havo Kapitel 2 4 les DU 4
October 2024
- Lesson with
23 slides
Duits
Secondary Education
4T K2 voorzetsels en voornaamwoorden
December 2018
- Lesson with
19 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
K2 les 2 grammatik + lezen
October 2024
- Lesson with
18 slides
Duits
Secondary Education
3 h Gesundheit DU4 L1
October 2024
- Lesson with
20 slides
Duits
Secondary Education
Personalpronomen korte toets
June 2023
- Lesson with
21 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Personalpronomen_H3B
December 2023
- Lesson with
17 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2-6
Grammatik - Persoonlijk en vragend voornaamwoord - 1e en 4e naamval
March 2024
- Lesson with
24 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Les 5 Grammatica pers vnw 1e 3e 4e
April 2023
- Lesson with
21 slides
Duits
Middelbare school
vmbo k, t
Leerjaar 3