Past SimpleGebruik: Acties die in het verleden zijn gebeurd en afgerond zijn.
Vorm: Werkwoord + -ed of onregelmatig werkwoord.
Signaalwoorden: Yesterday, last week, in 2010, ago, etc.
Voorbeeld:
I visited my grandma yesterday.
She ate pizza last night.
Present PerfectGebruik: Acties die in het verleden zijn begonnen en nu nog relevant zijn, of waar het exacte tijdstip niet belangrijk is.
Vorm: Have/has + voltooid deelwoord.
Signaalwoorden: Ever, never, already, just, yet, since, for, etc.
Voorbeeld:
I have visited Paris three times.