5.4 Vermogen en Energie

     H5.4 Vermogen en energie


  • Binnen = beginnen 
  • Ga rustige op je plek zitten.
  • Telefoon uit en in de tas bewaren.
  • Lees je Nova boek blz. 151 t/m 153.



1 / 32
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

     H5.4 Vermogen en energie


  • Binnen = beginnen 
  • Ga rustige op je plek zitten.
  • Telefoon uit en in de tas bewaren.
  • Lees je Nova boek blz. 151 t/m 153.



Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?
  1. Practicum H5 Elektriciteit deadline (Vrijdag 12-03)
  2. Herhaling 5.1 t/m 5.3 Quiz (5min)
  3. Uitleg paragraaf 5.4  (10 min)
  4. Zelfstandig werken (10 min)
  5. Afsluiting / Quiz (5 min)
   

Slide 2 - Slide

Wat is de eenheid van spanning?
timer
0:30
A
Ampère
B
Volt
C
Ohm
D
Watt

Slide 3 - Quiz

Maakt het uit waar je de stroomsterkte meet?
timer
0:30
A
Ja, voor het lampje is die het hoogst
B
Ja, na het lampje is die het hoogst
C
ja, maar je weet niet waar die het hoogste is
D
nee, de stroomsterkte is overal even groot

Slide 4 - Quiz

Wat is de spanning?

timer
0:30
A
0V
B
6V
C
18V
D
36V

Slide 5 - Quiz

Ampère staat voor
timer
0:30
A
spanning
B
druk
C
stroomsterkte

Slide 6 - Quiz

Wat geeft dit symbool aan?
timer
0:30
A
Voltmeter
B
Amperemeter
C
Lampje
D
Schakelaar

Slide 7 - Quiz



timer
0:30
A
1. kruis en 2. ongeveer
B
1. lampje en 2. ongeveer
C
1. lampje en 2. batterij
D
1. kruis en 2. batterij

Slide 8 - Quiz

Bekijk de afbeelding het symbool met nummer 5 geeft een ...... weer
timer
0:30
A
batterij
B
schakelaar
C
stopcontact
D
lampje

Slide 9 - Quiz

Bekijk de afbeelding het symbool met nummer 6 geeft een ...... weer
timer
0:30
A
batterij
B
schakelaar
C
stopcontact
D
lampje

Slide 10 - Quiz

Waar hoort de stroommeter om de stroom door lampje 1 te meten?
timer
0:30
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 11 - Quiz

Welk antwoord is juist?
timer
0:30
A
Een batterij levert een stroom
B
Een batterij raakt nooit leeg
C
Een batterij is milieu vriendelijk
D
Een batterij heeft 2 + aansluitingen

Slide 12 - Quiz

Leerdoelen 5.4 Vermogen
  • De leerling kent het begrip vermogen en kan dit uitleggen.
  • De leerling kent de formule P = U x I en kan hiermee rekenen.

Slide 13 - Slide

Vermogen
Het vermogen geeft aan hoeveel elektrische energie een apparaat per seconde verbruikt.

Slide 14 - Slide

Vermogen
Een apparaat met een klein vermogen, gebruikt per 
seconde weinig energie 


Maar een apparaat met een GROOT vermogen gebruikt 
per seconde veel energie

Slide 15 - Slide

Vermogen  (P)
Het vermogen (P) hangt af van: De spanning (U).
Hoe meer Volt (V), des te groter is het vermogen.

Het vermogen (P) hangt óók af van: De stroomsterkte (I).
Hoe meer Ampère, des te groter het vermogen.
                          De formule voor het vermogen is dus:
                                               P = U x I

Slide 16 - Slide

formule van vermogen
                      vermogen = spanning x stroomsterkte
                                 P         =       U            x               I 

Slide 17 - Slide

Vermogen
Als we dus de spanning (U) invullen in Volt (V), en de stroomsterkte (I) in Ampere (A). Dan krijgen we het vermogen (P) in Watt (W).

Apparaten met een groot vermogen verbruiken dus meer elektriciteit en zullen dus sneller de batterij of accu waarop ze werken opmaken. Denk aan het heel helder zetten van je smartphone scherm. Het vermogen is dan groot, dus de accu zal sneller leeg raken. 

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Vermogen = spanning x stroom
 Watt = Volt x Ampère
Let op! Soms moet je  eerst milliampère  omrekenen naar ampère!
1 A = 1000 mA
 Van mA naar A: delen door 1000

Slide 20 - Slide

Oefenen
Een lampje is aangesloten op 12 V. Door het lampje gaat een stroomsterkte van 5 A. Wat is het vermogen van het lampje?



timer
2:00

Slide 21 - Slide

Oefenen
Een lampje is aangesloten op 12 V. Door het lampje gaat een stroomsterkte van 5 A. Wat is het vermogen van het lampje?
P = U x I
P = 12 V x 5 A= 60 V x A
P = 60 W


Slide 22 - Slide

Oefenen
Een magnetron van 1800 W is aangesloten op het stopcontact. Wat is de stroomsterkte door de magnetron?
timer
1:00

Slide 23 - Slide

Oefenen
Een magnetron van 1800 W is aangesloten op het stopcontact. Wat is de stroomsterkte door de magnetron?

I = P : U
I = 1800 : 230
I = 7,8 A

Slide 24 - Slide

Zelfstandig werken
  • Wat: Lees H5.4 en maak opgaven: 38 t/m 40 op blz. 154
  • Hoe: Zelfstandig werken.
  • Hulp: Nova boek / Docent.
  • Tijd: 10 min 
  • Uitkomst: 38, 39 en 40 af
  • Klaar: Huiswerk maken 41, 42, 43, 44, 45, 46, 48, 49 & 50 op blz. 154 t/m 156.

timer
10:00
timer
5:00

Slide 25 - Slide

formule van vermogen is
A
vermogen = spanning / stroomsterkte
B
vermogen = spanning x stroomsterkte
C
vermogen = spanning + stroomsterkte
D
vermogen = spanning - stroomsterkte

Slide 26 - Quiz

Waarin meet je het vermogen?
A
Ampère
B
Volt
C
Watt
D
Uren

Slide 27 - Quiz

Juist/onjuist:
Apparaten met een klein vermogen zijn energiezuiniger dan apparaten met een groot vermogen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 28 - Quiz

Op de verpakking van een lampje staat: 12 V / 0,5 A.
Bereken het vermogen.
A
24W
B
12W
C
6W
D
60W

Slide 29 - Quiz

Bereken het vermogen van een stofzuiger die 1500 mA gebruikt en op het lichtnet werkt.
A
345 W
B
345000 W
C
0,345 W
D
3,45 W

Slide 30 - Quiz

Koffiezet apparaat is aangesloten op het lichtnet. Het apparaat neemt 3 A op. Bereken het vermogen (P).
A
3W.s
B
690W
C
230W
D
690kW

Slide 31 - Quiz

Leerdoelen
  • De leerling kent het begrip vermogen en kan dit uitleggen.
  • De leerling kent de formule P = U x I en kan hiermee rekenen.

Slide 32 - Slide