2.3.7 Oefenvragen door studenten

Anatomie, Fysiologie en Pathologie



Les 7
Periode 3
Leerjaar 2
1 / 26
next
Slide 1: Slide
Anatomie Fysiologie PathologieMBOStudiejaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Anatomie, Fysiologie en Pathologie



Les 7
Periode 3
Leerjaar 2

Slide 1 - Slide

2.3.7 Oefenvragen door studenten

Slide 2 - Slide

Een ander woord voor gaster is:
A
dikke darm
B
maag
C
lever
D
alvleesklier

Slide 3 - Quiz

Zet de onderdelen van de spijsvertering in de goed volgorde.
mond
slokdarm
maag
dunne darm
dikke darm
anus

Slide 4 - Drag question

Wat is geen functie van de maag?
A
Opslaan van voedsel
B
Verteren van voedsel
C
voedingsstoffen afgeven aan het bloed
D
transport van voedingsstoffen naar 12-vingerige darm

Slide 5 - Quiz

Welke medicijn kan de arts voorschrijven bij obstipatie?
A
diarreeremmer
B
macrogol
C
laxantia
D
loperamide

Slide 6 - Quiz

wat voor soort medicijn is bisacodyl?
A
contact laxantia
B
osmotische laxantia
C
spasmolytica
D
antidiarrhoica

Slide 7 - Quiz

Stelling:
De twaalfvingerige darm is het laatste deel van de dunne darm
A
juist
B
onjuist

Slide 8 - Quiz

Wat is een mogelijk gevaarlijke complicatie van diarree?
A
darmontsteking
B
aambeien
C
appendicitis
D
uitdroging

Slide 9 - Quiz

Welke ziektebeelden horen bij IBD?
A
ziekte van Crohn en colitis ulcerosa
B
levercirrose en leververvetting
C
coeliakie en prikkelbare darm
D
levercirrose en darmkanker

Slide 10 - Quiz

Welk geneesmiddel prikkelt de darmwand?
A
osmotische laxantia
B
corticosteroïden
C
loperamide
D
contactlaxantia

Slide 11 - Quiz

Ho noem je een holle ruimte waarin ontstekingsvocht achterblijft?
A
fibroom
B
abces
C
pleuraholte
D
sarcoom

Slide 12 - Quiz

Wat betekent hepar?
A
lever
B
nier
C
dikke darm
D
dunne darm

Slide 13 - Quiz

Wat betekent dyspepsie?
A
verminderde eetlust door darmziekte
B
verstoorde peristaltiek in de darmen
C
verminderde aanmaak van gal
D
verstoorde peristaltiek in de maag

Slide 14 - Quiz

Sleep naar de juiste plaats
Slokdarm
Dikke darm
Maag
Dunne darm
Anus

Slide 15 - Drag question

Waar staat de 5F's voor risicofactoren voor galstenen
A
female, fast, fourty, fair, fertile
B
female, fat, fourty, fair, fertile
C
fight, fat, fourty, fair, fertile
D
fertile, fat, fair, fertile, food

Slide 16 - Quiz

Wat is levercirrose?
A
Er stroomt niet genoeg bloed naar de lever
B
ander woord voor levertransplantatie
C
ontsteking van de lever
D
verbindweefseling van de lever

Slide 17 - Quiz

Aanvalsgewijs met bewegingsdrang
De patiënt blijft doodstil liggen
komt langzaam opzetten 
Koliekpijn
perforatiepijn
ontstekingspijn

Slide 18 - Drag question

Spijsvertering is:
A
Elke maaltijd eten volgens de schijf van vijf
B
het proces waarbij voedsel door het lichaam wordt verwerkt.
C
Eten om de nodige voedingsstoffen binnen te krijgen

Slide 19 - Quiz

Waarom kunnen er stollingsproblemen ontstaan bij leveraandoeningen?
A
Omdat er een tekort aan stollingsfactoren kan ontstaan
B
Omdat een beschadigde lever rode bloedcellen afbreekt

Slide 20 - Quiz

De lever .......
A
kan giftige stoffen onschadelijk maken
B
vormt gal
C
is een opslagplaats van energie
D
A, B en C

Slide 21 - Quiz


Drie bloedvaten zijn de leverader, de lever slagader en de poortader.
In welk bloedvat stroomt zuurstofrijk bloed?
A
Alleen de leverslagader
B
In de leverader en in de poortader
C
In de leverslagader en in de poortader

Slide 22 - Quiz

Wat heeft de dunne darm wel, maar de dikke darm niet?
A
Slijmvlies
B
Plooien
C
Darmvlokken
D
Klieren

Slide 23 - Quiz

De twaalfvingerige darm is het eerste stukje van de dunne darm?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 24 - Quiz

De productie van alvleeskliersap is een ............... functie van de alvleesklier.
A
Endocriene
B
Exocriene
C
Beide
D
Geen

Slide 25 - Quiz

Wat is de functie van de alvleesklier?
A
Maakt verteringsenzymen en gal
B
Maakt verteringsenzymen en hormonen
C
Maakt maagzuur en hormonen
D
Maakt maagzuur en verteringsenzymen

Slide 26 - Quiz