Stepping Stones 7th 3 VMBO BK chapter 1

• Engels
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 3

Chapter 1 Grammar

De present simple gaat over:

1. verleden tijd
2. voltooid verleden tijd
3. tegenwoordige tijd
4. toekomstige tijd

We noemen de present simple ook wel de:

1. hits -rule
2. shit-rule
3. now-rule
4. fact-rule

We gebruiken de present simple bij:

1. feiten
2. gewoonten
3. herhalende gebeurtenissen
4. A + B + C zijn goed

In de present simple zet je achter het werkwoord een -(e)s bij:

1. she / he / it
2. I / you / they
3. she / you / it
4. we / you / they

Welk werkwoord krijgt bij she / he / it  -s en welke -es?

werkwoord + s

werkwoord + es

kiss

catch

fix

dance

wash

walk

swim

go

play

cook

sing

bite

do

Wat is de present simple (he) van:
think

1. he never think
2. he never thinks

Wat is de present simple (he) van:
walk

1. she always walks to school
2. she always walk to school

Wat is de present simple (it) van:
look

1. It look good
2. It looks good

Een vraagzin in de present simple maak je zo:

1. je zet het werkwoord vooraan
2. je zet het hulpwerkwoord (do/ does) vooraan
3. je zet de persoon (Simon) vooraan
4. je zet de plaats (at school) vooraan

Kies de goede zin

1. Does Jim live in London?
2. Does Jim lives in London?
3. Do Jim live in London
4. Do Jim lives in London?

Kies de goede zin

1. Mary don't eat cereals for breakfast every day
2. Mary dosn't eat cereals for breakfast every day
3. Mary don't eats cereals for breakfast every day
4. Mary doesn't eat cereals for breakfast

De present continuous gaat over:

1. verleden tijd
2. voltooid verleden tijd
3. tegenwoordige tijd
4. toekomstige tijd

signaalwoorden van de present continuous zijn:

1. (right) now, at the moment
2. later, always, never
3. on Saturdays, in the weekend, during the week
4. often, sometimes, seldom

de regel voor het toepassen van de present continuous is:

1. ww + ing
2. he / she/ it + ww + (e)s
3. am / are/ is + ww +ing
4. ww + ed

Tag questions:
He is a strict teacher, ___________

1. is he?
2. isn't he?

Tag questions
You can play the piano, ___________

1. can you?
2. can't you?

Tag questions
She volunteers at the hospital, ________

1. does she?
2. doesn't she?

I have found

1. somewhere
2. something
3. sometime
4. somebody

I can't find my watch.....

1. anytime
2. anybody
3. anywhere
4. somewhere

Deze beoordeling geef ik mijzelf

onvoldoende

voldoende

ruim voldoende

goed

uitmuntend