What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
H3, Ser en estar
¡Hola!
1 / 45
next
Slide 1:
Slide
Spaans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
This lesson contains
45 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
45 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
¡Hola!
Slide 1 - Slide
Las reglas de la clase
Bij binnenkomst spullen op tafel: Boeken, pen, laptop en schrift.
Geen mobieltjes in de klas.
Als ik praat, zijn jullie stil.
Steek je hand op als je iets wilt zeggen
Niet aan elkaar of elkaars spullen zitten.
Klasregels
timer
1:00
Slide 2 - Slide
¿Qué has hecho el las fiestas de Pascua?
Wat heb jij gedaan tijdens de Paasvakantie?
Slide 3 - Poll
¿Cómo estas hoy?
Hoe gaat het vandaag?
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 4 - Poll
Wat heb ik in de vorige les geleerd?
Slide 5 - Open question
Wat gaan we
vandaag leren?
Bron D, verbo ser y estar
Bron E, Frases Clave
Slide 6 - Slide
Ik begrijp wanneer ik ser en estar
moet gebruiken.
0
100
Slide 7 - Poll
SER
es
eres
soy
son
somos
sois
yo
ellos/-as/ustedes
él/ella/usted
nosotros/-as
tu
vosotros/-as
Slide 8 - Drag question
ESTAR
está
estás
estoy
están
estamos
estáis
yo
ellos/-as/ustedes
él/ella/usted
nosotros/-as
tu
vosotros/-as
Slide 9 - Drag question
Andrea y Lucía _____ amigas.
A
son
B
están
Slide 10 - Quiz
SER:
Als je wilt zeggen wie of wat iemand is (relatie).
Slide 11 - Slide
Paco _____ español.
A
es
B
está
Slide 12 - Quiz
SER:
Nationaliteit en herkomst.
Slide 13 - Slide
La fiesta _____ mañana.
A
es
B
está
Slide 14 - Quiz
SER:
Wanneer iets gebeurt + datum.
Slide 15 - Slide
Sofía _____ enferma.
A
es
B
está
Slide 16 - Quiz
ESTAR
:
Om te zeggen hoe je je voelt.
(Conditie)
Slide 17 - Slide
Juan y Pedro _____ siempre simpáticos.
A
son
B
están
Slide 18 - Quiz
SER
:
Als je een vaste eigenschap
van iets of iemand
wilt beschrijven.
Slide 19 - Slide
La fiesta _____ en mi casa.
A
es
B
está
Slide 20 - Quiz
SER
:
Als je wilt zeggen waar iets plaatsvindt
(iets niet tastbaars)
Slide 21 - Slide
Antonio _____ en mi casa.
A
es
B
está
Slide 22 - Quiz
ESTAR
:
Als je wilt zeggen waar iets of iemand zich bevindt
Slide 23 - Slide
Ana _____ profesora.
A
es
B
está
Slide 24 - Quiz
SER:
Bij beroepen
Slide 25 - Slide
Juan _____ nervioso.
A
es
B
está
Slide 26 - Quiz
ESTAR:
Als je een eigenschap van iets of iemand wilt beschrijven waarbij het om een
resultaat
van iets gaat, om iets dat
verandert
of
tijdelijk
is.
Slide 27 - Slide
La sopa _____ caliente.
A
es
B
está
Slide 28 - Quiz
ESTAR:
Waardering van een gerecht.
Slide 29 - Slide
_____ diez euros.
A
son
B
están
Slide 30 - Quiz
SER:
Prijsopgave.
Slide 31 - Slide
Welk
werkvorm
past het beste bij de zin?
Yo _____ holandés.
Ellos _____ compañeros de clase.
Vosotras _____ espontáneas.
Nosotros _____ hermanos.
Él _____ muy simpático.
Tú _____ muy alta.
somos
son
eres
soy
es
sois
Slide 32 - Drag question
Welk
werkvorm
past het beste bij de zin?
Yo _____ en casa.
Ellos _____ enfadados.
Vosotros _____ en la clase de español.
Nosotros _____ de vacaciones en Francia.
Él _____ muy aburrido ahora.
Tú _____ bien.
estamos
están
estás
estoy
está
estáis
Slide 33 - Drag question
Wanneer wordt het werkwoord "ser" gebruikt? Geef een paar voorbeelden.
Slide 34 - Mind map
Wanneer wordt het werkwoord "ser" gebruikt? Geef een paar voorbeelden.
Slide 35 - Mind map
Maak een zin met "ser".
Ejemplo: Yo soy profesora de español.
Slide 36 - Open question
Maak een zin met "estar".
Ejemplo: Yo estoy en el instituto.
Slide 37 - Open question
Stel de vragen aan je klasgenoot
in het Spaans
en geef een antwoord
in het Spaans
terug.
timer
3:00
Slide 38 - Slide
Welke vertaling past het beste bij de zin?
¿Tienes planes para el fin de semana?
¿También es romántica?
¿Cómo es tu novia?
¿Con quién vas a la fiesta?
¿Dónde está la playa?
Hoe is je vriendin?
Is ze ook romantisch?
Waar is het strand?
Heb je plannen voor het weekend?
Met wie ga je naar het feest?
Slide 39 - Drag question
Welke vertaling past het beste bij de zin?
Sí, quiero ir a la fiesta de un amigo.
Claro que sí.
Es muy inteligente, sincera y deportiva.
Voy con mi novia.
La fiesta es mañana, en la playa.
Ze is heel inteligent, eerlijk en sportief.
Ja, natuurlijk.
Het feest is morgen op het strand.
Ja, ik wil naar het feest van een vriend gaan.
Ik ga met mijn vriendin.
Slide 40 - Drag question
Welke antwoord past het beste bij de vraag?
¿Tienes planes para el fin de semana?
¿También es romántica?
¿Cómo es tu novia?
¿Con quién vas a la fiesta?
¿Dónde está la playa?
Voy con mi novia.
Sí, quiero ir a la fiesta de un amigo.
Está al final de la calle, a la derecha.
Es muy inteligente, sincera y deportiva.
Claro que sí.
Slide 41 - Drag question
Maak het gesprek passend.
...
...
...
...
Sí, quiero ir a la fiesta de un amigo.
¿Tienes planes para el fin de semanar?
¿Cuándo es la fiesta?
La fiesta es mañana.
Slide 42 - Drag question
Ik begrijp wanneer ik ser en estar
moet gebruiken.
1 (NO)
2
3
4
5
6
7
8
9
10 (SÍ, POR SUPUESTO)
Slide 43 - Poll
Welke woorden
uit het liedje ken jij?
Schrijf ze op.
Slide 44 - Open question
¡Adiós!
Slide 45 - Slide
More lessons like this
3Ha/Hva week 46
November 2023
- Lesson with
24 slides
Spaans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
2Hva week 12 les 1 + 2
March 2023
- Lesson with
23 slides
Spaans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Lección 1, Bron D/G
March 2024
- Lesson with
34 slides
Spaans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
04_PA3_C2_Opdr 13, 14 Repaso
January 2021
- Lesson with
37 slides
Spaans
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
Week 8, les 1
October 2024
- Lesson with
40 slides
Spaans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Week 8, les 1
October 2024
- Lesson with
38 slides
Spaans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
curso de español 2
May 2021
- Lesson with
27 slides
Spaans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
H2 5
October 2024
- Lesson with
19 slides
Spaans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2