This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slide.
Items in this lesson
Vanaf woensdag ga ik (vaker) naar
A
Museum
B
Sportschool
C
Terras
D
Anders...
Slide 1 - Quiz
Hoeveelste wordt Nederland morgen?
Slide 2 - Open question
Wat vind je van het ESF?
😒🙁😐🙂😃
Slide 3 - Poll
Heb je gekeken zaterdag?
A
Niks
B
Wel wat
C
Redelijk
D
Begin tot eind
Slide 4 - Quiz
School weer helemaal open?
A
Graag
B
Mwah
C
Voor vier weekjes?
D
Liever altijd dit rooster
Slide 5 - Quiz
De toetsweek voor volgende week wordt voor mij
A
Appeltje eitje
B
Moet gek lopen om niet over te gaan
C
Nog wel wat repareren
D
Een hoop te repareren
Slide 6 - Quiz
Hoe heet de matrix met alle opbrengsten voor beide spelers bij mogelijke acties?
A
De verdeling tussen rijspeler en kolomspeler
B
Opbrengstenmatrix
C
Economiespel
D
Marktevenwicht
Slide 7 - Quiz
In de volgende tabel staat de opbrengstenmatrix van twee kledingwinkels wanneer zij wel een winter-uitverkoop houden, of niet. Welk vakje geeft het Nash-evenwicht aan?
A
Hokje A
B
Hokje B
C
Hokje C
D
Hokje D
Slide 8 - Quiz
Stelling: het Nash-evenwicht is altijd de beste uitkomst van het spel
A
Juist
B
Onjuist
Slide 9 - Quiz
Bij een gevangenendilemma is er …..
A
altijd sprake van een dominante keuze
B
geen cel waar beide partijen beter af zijn
C
sprake van een inelastische vraag
D
nooit sprake van meeliftgedrag
Slide 10 - Quiz
Is er bij de concurrenten Kartest en Roni sprake van het gevangenendilemma?
A
ja
B
nee
Slide 11 - Quiz
Is er sprake van een gevangenendilemma?
A
Nee, want de uitkomst is optimaal (25/20)
B
Nee want er is alleen een betere optie voor 1
C
ja, er is een betere optie voor beiden (25/20)
D
Ja, want ze hebben beide een dominante strategie
Slide 12 - Quiz
Wat zijn verzonken kosten? de kosten ....
A
die niet terug te verdienen zijn als project niet doorgaat
B
van 33 keer afzwemmen en nog geen diploma op zak
C
van onbereikbare schatten
die op de zeebodem liggen
D
die uit de hand zijn gelopen door misrekeningen
Slide 13 - Quiz
Negatief extern effect
Negatief extern effect
Positief extern effect
Slide 14 - Drag question
collectieve goederen
externe effecten
te hoge / lage marktprijs
machtsmisbruik producenten
Dijken, wegen, politie ed
kartelvorming
minimumloon
vliegbelasting
statiegeld
Autoriteit Consument en Markt
sociale woningbouw
Slide 15 - Drag question
Sleep naar de juiste plek.
Concurrentiepositie
Maatschappelijke baten (positieve externe effecten
Voordelen van productie en consumptie voor de samenleving
Nadelen van productie en consumptie voor de samenleving
Slide 16 - Drag question
Welke stelling is juist? (Hoe hoger het getal, hoe beter)
A
Alleen Speler 1 heeft een dominante strategie
B
Alleen Speler 2 heeft een dominante strategie
C
Beide spelers hebben een dominante strategie
D
Beide spelers hebben geen dominante strategie
Slide 17 - Quiz
1. Wat is de speltheorie
A
A. Je kunt er brood mee maken
B
B. Het is een wiskundige manier om keuzeproblemen op te lossen
C
C. Je kunt er ingewikkelde wiskundesommen mee uitrekenen
D
moeilijke variant van economie
Slide 18 - Quiz
Wat is het tegenovergestelde van zelfbinding?
A
Eigen belang
B
Optimale oplossing
C
Speltheorie
D
Samenwerking
Slide 19 - Quiz
Wat is een voorbeeld van collectieve dwang?
A
Belasting
B
Meeliftgedrag
C
Zelfbinding
D
Kijken naar collectieve opbrengsten
Slide 20 - Quiz
Twee concurrerende gameproducenten, Rockstar en Ubisoft, hebben allebei een succesvolle RPG-game op de markt gebracht. Beiden denken erover om een sequel (vervolg) uit te brengen. 1. Wat is de uitkomst als ze voor eigen belang kiezen? 2. Is dit een gevangenendilemma en leg uit waarom wel of niet?
Slide 21 - Open question
Stel dat Sony en Nintendo beiden een nieuwe spelcomputer op de markt
willen brengen. De productiekosten voor beide computers bedragen € 130.
Er zijn dagelijks 2.000 klanten die een spelcomputer willen kopen en geen voorkeur hebben. Sony en Nintendo hebben met elkaar een niet-afdwingbare prijsafspraak gemaakt om de prijs voor beide spelcomputers op € 350,- vast te stellen. Als een speler besluit zich niet aan de afspraak te houden verlaagt deze zijn prijs met € 30,-
Sleep de verwachte winsten per dag in de matrix, waarbij de spelers de keuze hebben zich wel of niet aan de afspraak te houden.
190.000 / 190.000
380.000 / 0
0 / 380.000
220.000 / 220.000
Slide 22 - Drag question
Wat is GEEN OPLOSSING voor het gevangenendilemma?
A
Sociale normen
B
Zelfbinding
C
Collectieve dwang
D
Meeliftgedrag
Slide 23 - Quiz
Hieronder vind je drie soorten goederen en vervolgens drie voorbeelden.
Koppel de soorten goederen aan de bijbehorende voorbeelden
Museum
Politie
Spelcomputer
Quasi-collectief goed
Collectief goed
Individueel goed
Slide 24 - Drag question
Wat zijn verzonken kosten? de kosten ....
A
die niet terug te verdienen zijn als project niet doorgaat
B
van 33 keer afzwemmen en nog geen diploma op zak
C
van onbereikbare schatten
die op de zeebodem liggen
D
die uit de hand zijn gelopen door misrekeningen
Slide 25 - Quiz
De vorige keer hebben we gehad over negatieve externe effecten. Wat is een negatief extern effect van roken?
A
Dat je zelf een verminderde conditie hebt
B
Dat de maatschappij mee moet betalen aan hogere zorgkosten
C
Zowel antwoord A als B
Slide 26 - Quiz
Negatieve externe effecten
Positieve externe effecten
Het hebben van een koeienstal
Het aan leggen van een nieuwbos vlakbij een eethuis
Afval dat in Tilburg op straat ligt
Het omzagen van bomen in het tropische regenwoud
Afval scheiden
Slide 27 - Drag question
Wat is geen voorbeeld van een extern effect?
A
Rommel na het concert in de ZiggoDome
B
Bouw van een nieuw stadsplein
C
Rommel na een wedstrijd van FCT buiten het stadion
D
Uitstoot van de fabriek van Tata-steel
Slide 28 - Quiz
Macro economische identiteiten
(uit je hoofd leren!)
Gezinnen: Y = C + B + S
Bedrijven Y = C + I + O + E - M
Overheid: B - O
Particulier Spaarsaldo S - I
Nationaal Spaarsaldo S - I + B - O
Uitvoersaldo E - M
S - I + B - O = E - M
Slide 29 - Slide
Met welke letter en/of lettercombinaties kun je het nationaal spaarsaldo aflezen?
A
c-d
B
g-i-j
C
i-j
D
g
Slide 30 - Quiz
Hoeveel besparen de gezinnen?
A
0
B
10
C
35
D
6
Slide 31 - Quiz
Het particulier spaarsaldo is
A
0
B
6
C
12
D
-1
Slide 32 - Quiz
Een timmerbedrijf heeft een jaaromzet van € 4.750.000. Aan grondstoffen en materialen is € 1.200.000 betaald. De jaarlijkse energierekening bedraagt € 350.000 en aan een transportonderneming wordt jaarlijks € 250.000 betaald. Verder betaalt de onderneming jaarlijks € 1.650.000 aan lonen voor de werknemers en € 75.000 aan rente. Hoeveel bedraagt de toegevoegde waarde?
A
€ 2.950.000
B
€ 1.225.000
C
€ 2.875.000
D
€ 1.800.000
Slide 33 - Quiz
Een timmerbedrijf heeft een jaaromzet van € 4.750.000. Aan grondstoffen en materialen is € 1.200.000 betaald. De jaarlijkse energierekening bedraagt € 350.000 en aan een transportonderneming wordt jaarlijks € 250.000 betaald. Verder betaalt de onderneming jaarlijks € 1.650.000 aan lonen voor de werknemers en € 75.000 aan rente. Hoeveel bedraagt de beloning voor de productiefactoren (het primaire inkomen)?