Het voltooid deelwoord - A2/2.5

De voltooide tijd
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo tLeerjaar 1,2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

De voltooide tijd

Slide 1 - Slide

Aan het einde van deze les kun je:
De voltooide tijd van regelmatige werkwoorden:

  • herkennen
  • maken
  • gebruiken in zinnen


Slide 2 - Slide


De voltooide tijd gebruiken we als iets voorbij is. 

Slide 3 - Slide

          
         Voltooide tijd wat is dat?

         Wat is een regelmatig werkwoord?

         

Slide 4 - Slide

  voorbeeldzinnen


Ik heb het eten gemaakt.     
U bent gisteren getrouwd.     

Hij heeft een fiets gekocht.       
Ik ben in Leiden geweest.

Wij hebben gisteren gefietst.        
Ik ben naar Leiden gefietst.

Slide 5 - Slide

De voltooide tijd begint (bijna altijd) met ge-

De voltooide tijd heeft altijd een hulpwerkwoord.

Dit hulpwerkwoord is altijd een vorm van hebben of zijn.

Slide 6 - Slide


De voltooide tijd begint met ge-  
en eindigt op een d of een t 

 ge    fiets       t      =  gefietst
(ge + stam + d/t)  =  voltooid deelwoord

Slide 7 - Slide

Als de stam van het werkwoord eindigt op een medeklinker uit:

't ex- kofschip 

komt er een   t    achter.
Bij  alle andere letters een       d

Slide 8 - Slide

We gaan oefenen

Slide 9 - Slide

Hij danst
Wat is de voltooide tijd?
A
Hij gedanst
B
Hij hebt gedanst
C
Hij heeft gedanst
D
Hij gedanste

Slide 10 - Quiz

Ik huur
Wat is de voltooide tijd?
A
Ik heb gehuurd
B
Ik behuur
C
Ik heb gehuurde
D
Ik gehuur

Slide 11 - Quiz

Wij dansen
Wat is de voltooide tijd?
A
Wij danseden
B
Wij hebben gedans
C
Wij heeft gedans
D
Wij hebben gedanst

Slide 12 - Quiz

U reist
Wat is de voltooide tijd?
A
U heeft gereisde
B
U hebt reisde
C
U heeft gereisd
D
U heeft gereis

Slide 13 - Quiz

Ik luister
Wat is de voltooide tijd?
A
Ik heb geluisterd
B
Ik heb geluistert

Slide 14 - Quiz

Wij passen
Wat is de voltooide tijd?
A
Wij hebben gepasd
B
Wij hebben gepast

Slide 15 - Quiz

Jullie ruilen
Wat is de voltooide tijd?
A
Jullie hebben geruilt
B
Jullie hebben geruild

Slide 16 - Quiz

Hij werkt
Wat is de voltooide tijd?
A
Hij heeft gewerkt
B
Hij heeft gewerkd

Slide 17 - Quiz

Ik deel
Wat is de voltooide tijd?
A
Ik heb gedeeld
B
Ik heb gedeelt

Slide 18 - Quiz

Wij missen
Wat is de voltooide tijd?
A
Wij hebben gemisd
B
Wij hebben gemist

Slide 19 - Quiz

Jullie smedem
Wat is de voltooide tijd?
A
Jullie hebben gesmeed
B
Jullie hebben gesmeedt

Slide 20 - Quiz

Hij knipt
Wat is de voltooide tijd?
A
Hij heeft geknipt
B
Hij heeft geknipd

Slide 21 - Quiz

Voltooide tijd OP -D
Voltooide tijd op -T
Wandelen
Gebruiken
Reizen
Juichen
Wonen
Rollen
Verven
Stoppen
Trouwen
Douchen

Slide 22 - Drag question

Nu kun je:
De voltooide tijd van regelmatige werkwoorden

herkennen 
maken
gebruiken

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Hebben of zijn?

In 80% van de zinnen gebruik je hebben.

In 20% van de zinnen gebruik je zijn.

Slide 25 - Slide

voorbeeldzinnen


Ik heb het eten gemaakt.             
U bent gisteren getrouwd.           verandering situatie of toestand

Hij heeft een fiets gekocht.          
Ik ben in Leiden geweest.             verandering van locatie

Wij hebben gisteren gefietst.    
Ik ben naar Leiden gefietst.          bewegen naar

Slide 26 - Slide