3.2 Politieke stromingen

V4A en V4B vrijdag 15 november
1. Huiswerk: maken van 3.1: opdracht 1, 5, 7, 8, 11, 13abc
2. Bespreken huiswerk (nog doen volgende les!)
3. Dia 7 t/m 10
4. Start maken met jullie PO. De PO staat op Magister bij ELO/opdrachten/maatschappijleer
5. Huiswerk:  donderdag 21 november lezen par. 3.2 politieke stromingen

* vraag 1 aangepast (A) . Voor aantal leerlingen is het cijfer dus opgehoogd.
1 / 16
next
Slide 1: Slide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 16 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

V4A en V4B vrijdag 15 november
1. Huiswerk: maken van 3.1: opdracht 1, 5, 7, 8, 11, 13abc
2. Bespreken huiswerk (nog doen volgende les!)
3. Dia 7 t/m 10
4. Start maken met jullie PO. De PO staat op Magister bij ELO/opdrachten/maatschappijleer
5. Huiswerk:  donderdag 21 november lezen par. 3.2 politieke stromingen

* vraag 1 aangepast (A) . Voor aantal leerlingen is het cijfer dus opgehoogd.

Slide 1 - Slide

Antwoorden
5. Er zijn landen waar de macht bij het parlement ligt en de president slechts een ceremoniële rol heeft. (Voorbeeld: Duitsland)

7.a. Oppositiekandidaten mogen niet meedoen of zijn veroordeeld tot een strafkamp. Er is geen persvrijheid. Ook is er veel fraude en intimidatie bij verkiezingen.
b. Omdat hij daardoor kan bewijzen dat het grootste deel van de bevolking achter hem staat.
c. Protesteren in een autocratie is gevaarlijk. Dit protest is niet strafbaar, want het is niet verboden om precies om 12.00 uur je stem uit te brengen. Alle media staan onder overheidscontrole. In de Russische media zal hier dan ook niets over verschijnen, maar de lange rijen waren wel zichtbaar, zeker voor buitenlandse media. Zo krijgt het buitenland wel een beter idee van wat er aan de hand is in Rusland.





Slide 2 - Slide

8. 





11. 

Slide 3 - Slide

13. 

Slide 4 - Slide

13c

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

3.2 Politieke stromingen
(lesboek blz. 94)

Slide 7 - Slide

Leerdoelen 3.2 
In deze paragraaf leer je:
  • wat de belangrijkste aspecten zijn van een ideologie
  • welke verschillen er zijn tussen de  politieke stromingen 
  • hoe je de stromingen, het politiek spectrum en de links/rechts verdeling in je po moet verwerken

Slide 8 - Slide

Visie op de samenleving  (politieke stromingen)
  • Hoe willen we dat de samenleving eruitziet?
  • Hoe erg vinden we het als er grote verschillen zijn tussen arm en rijk?
  • Welke zaken moet de overheid regelen en welke niet?

Politieke partijen zijn opgericht vanuit een politieke stroming met daarbij behorende normen en waarden.


Slide 9 - Slide

Ideologieën
Bij een ideologie gaat het om 2 vragen:
1. Welke normen en waarden staan centraal?
2. Wat is de gewenste rol van de overheid op sociaaleconomisch gebied?

Het spectrum:
Het politiek spectrum verdeelt partijen over het algemeen op twee manieren: links-rechts en progressief-conservatief. Dit is de meest gebruikte methode voor het positioneren van politieke partijen op basis van hun standpunten.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

  • Verwerk dit in jullie PO 
  • waar staat jullie partij?
?

Slide 13 - Slide

Alle ideologieën (stromingen) op een rijtje...
Liberalisme = stroming die de vrijheid en eigen verantwoordelijkheid van burgers centraal stelt en streeft naar een terughoudende overheid die orde en gezag handhaaft.
Sociaaldemocratie stroming voortkomend uit het socialisme die gelijke kansen benadrukt en streeft naar een sterke rol van de overheid om gelijkheid tot stand te brengen.
Christendemocratie = stroming die zich baseert op het christelijk geloof en bijpassende waarden als naastenliefde en saamhorigheid.
Ecologisme = stroming die de zorg voor de aarde centraal stelt waarbij het bestrijden van de klimaatcrisis en beschermen van het milieu voorop staat.
Populisme = politieke stijl die de stem van het volk wil laten horen en zich keert tegen de elite.

Slide 14 - Slide

Even checken...
Noteer voor jezelf kort de antwoorden.
1. Welke 3 ideologische visies zie je in de cartoon bij A, B en C? Kies uit:          liberalisme, christendemocratie en sociaaldemocratie.

2. Welke rol mag je hier verwachten van de overheid?


timer
3:00

Slide 15 - Slide

Antwoord
1. De 3 Ideologieën:
A= sociaaldemocratie
B= liberalisme
C= christendemocratie 

2. Rol overheid:
sociaaldemocratie: sterke actieve rol van de overheid om gelijkheid tot stand te brengen
liberalisme: terughoudende overheid die orde en gezag handhaaft
christendemocratie: een (redelijk) actieve overheid maar eerst vooral gebruik maken van het maatschappelijk middenveld 

Slide 16 - Slide