12/12 Feesten in Nederlands 3B

Welkom!
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NT2ISK

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 100 min

Items in this lesson

Welkom!

Slide 1 - Slide

Planning 
  • morgen schrijftoets in lokaal 211!
  • laatste kans inleveren schrijfopdracht
  • stillezen + moeilijke woorden 
  • schrijfregels herhalen
  • overige tijd: voorbereiden op toets feesten in december
  • 2e uur: toets feesten in december 

Slide 2 - Slide

stillezen + woordenschat
Er gaat een blaadje de klas rond. Noteer hierop de woorden die je niet kent.
timer
10:00

Slide 3 - Slide

moeilijke woorden maandag
demonstratief - توضيحي - demonstrative
gebarentaal - لغة الإشارة - sign language
verborgen - مختفي - hidden
bijdragen - المساهمات -  to contribute
crew - طاقم
behoorlijk - تمامًا - quite
verbazing - مفاجأة - surprising
moordenaar - قاتل - killer
chagrijnig - مُتَأَفِّف - grumpy
meten - لقياس - to measure
schuiven - to shove - ليدفع



Slide 4 - Slide

Schrijfregels
  • Elke zin begint met een hoofdletter en eindigt met een punt.
  • Let op: maak niet te lange zinnen!
  • Je schrijft ook een hoofdletter bij namen (ook van landen, talen en merken, bv. Nike, Adidas)
  • Gebruik komma's en punten. Zie de dia hierna.
  • Probeer verschillende voegwoorden te gebruiken. (en, ook, want, omdat, dus, maar...)
  • Breng opbouw in je tekst aan: gebruik 'eerst', 'daarna' enz.

Slide 5 - Slide

Wanneer gebruik je een komma?
  • tussen twee persoonsvormen (werkwoorden) in een zin. Voorbeeld: Toen ik ging wandelen, zag ik een hand.
  • voor een voegwoord, maar nooit voor EN! Voorbeeld: Hij ging naar huis, omdat hij zijn tas was vergeten.
  • Ik vertel iets, maar ze luistert niet. Zet altijd de komma voor het voegwoord.
  • bij opsommingen: Hij houdt van kaas, vis, drop en ijs.

Slide 6 - Slide

schrijftips
  • Na een tijdsaanduiding (vandaag, morgen, straks, nu, volgende week) plaats je altijd eerst de persoonsvorm (werkwoord)
  • Voorbeeld: Morgen ga ik naar school.
  • Uitdrukking: wij houden een presentatie, wij geven een feest (niet maken) 

Slide 7 - Slide

voegwoorden
  • Schrijven -> B1: gebruik je de volgende voegwoorden: hoewel, tenzij, terwijl, nadat, totdat, zodat, aangezien.
  • Hierna volgt een dia met voorbeeldzinnen. 

Slide 8 - Slide

voegwoorden -> B1
  • Hoewel ik goed heb geleerd voor de toets, ben ik  zenuwachtig.
  • Tenzij het vandaag regent, ga ik zonder jas naar school.
  • Terwijl de leerlingen een toets maken, loopt de docent door de klas.
  • Nadat de les was afgelopen, ging ik naar huis.
  • Totdat het kerstvakantie is, moet ik nog naar school.
  • Ik geef een voorbeeld, zodat de leerlingen de uitleg begrijpen.
  • Aangezien het bijna Sinterklaas is, zijn de kleine kinderen heel druk.

Slide 9 - Slide

toets feesten in december in Nederland
  • Wat moet je kunnen en leren:
  • woorden op de goede plek in de zin invullen
  • de juiste vorm van de werkwoorden in zinnen invullen
  • een korte tekst schrijven over een feestdag 

Slide 10 - Slide

werkwoorden blad feestdagen
  • kopen: ik koop - jij/hij/zij koopt, wij/jullie/zij kopen - ik heb gekocht, vt: ik/jij/hij/zij kocht – 
  • knutselen: ik knutsel – jij/hij/zij knutselt – wij/jullie/zij knutselen – ik heb geknutseld –       ik/hij/zij knutselde – wij/jullie/zij knutselden
  • vieren: ik vier – jij/hij/zij viert – wij/jullie/zij vieren – ik heb gevierd – ik/jij/hij/zij vierde – 
  • bezoeken: ik bezoek – jij/hij/zij bezoekt – wij/jullie/zij bezoeken – ik heb bezocht – ik/jij/hij bezocht – wij/jullie/zij bezochten
  • kussen: ik kus- jij/hij/zij kust- wij/jullie/zij kussen – ik heb gekust- ik/hij/zij kuste- 
  • zoenen: ik zoen – jij/hij/zij zoent – wij/jullie/zij zoenen – ik heb gezoend – ik/jij/hij/zij zoende    wij/jullie/zij zoenden
  • wensen: ik wens – jij/hij/zij wenst – wij/jullie/zij wensen – ik heb gewenst – ik/hij/zij wenste –    wij/jullie/zij wensten



Slide 11 - Slide

Werkwoordspelling
21-09-2021
Les werkwoordspelling

Slide 12 - Slide

Persoonsvorm
De persoonsvorm:
- is altijd een werkwoord
- kan veranderen in aantal en tijd 


Slide 13 - Slide

Persoonsvorm
Werkwoord in de zin dat kan veranderen in aantal en tijd.

Joost fietst elke ochtend naar school.
Joost en Lieke fietsen elke ochtend naar school.
Wij fietsten elke dag naar school. 

Slide 14 - Slide

De stam van een werkwoord
Is de kortste vorm van het werkwoord.
= hele werkwoord -en 



hele werkwoord
stam
fietsen
fiets
zwemmen
zwem
geven
geef

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Het voltooid deelwoord
Je krijgt een voltooid deelwoord door in de zin ook een vorm van het werkwoord zijn, hebben of worden te gebruiken.
Voorbeeld: ik ben opgehaald.
ik heb gefietst.
ik word uitgenodigd.

Slide 17 - Slide

Je kunt de letters 
s, f, t, k, ch en p onthouden door het woord softketchup of 't sexy fokschaap te leren!

Slide 18 - Slide

Een aantal voorbeelden:
Werken:
ik-vorm: werk
Staat de k in SoFTKeTCHuP?

Wonen
ik-vorm: woon
Staat de n in SoFTKeTCHuP?

Slide 19 - Slide

We hebben vandaag hard.....
A
gewerkt
B
gewerkd
C
gewerken
D
werken

Slide 20 - Quiz

Het heeft deze week veel ..........
A
regent
B
geregend
C
geregent
D
geregenen

Slide 21 - Quiz

Hij heeft zijn hele leven in Rotterdam...........
A
wonen
B
woont
C
gewoond
D
gewoont

Slide 22 - Quiz

Ik ben dit weekend naar het strand ...............
A
fietsen
B
gefietsen
C
gefietst
D
gefietsd

Slide 23 - Quiz

Toets feesten in december
  • Schrijf duidelijk je voor- en achternaam op het blad. 
  • Schrijf duidelijk en leesbaar.
  • Als je klaar bent, ga je lezen of zachtjes werken in je werkboek of oefenen voor de schrijftoets.

Slide 24 - Slide