1. Met voetbal maakt hij graag een sliding.
2. Ik wil een nieuwe telefoon kopen.
3. Haar vriendin sprong een gat in de lucht.
4. Sem heeft zijn moeder vanochtend gesproken.
5. Welke Netflix-serie kijk jij nu?
Dit doe je in je schrift
Na 10 minuten gaan we deze zinnen bespreken.