- Ik kan overweg met aantallen, hoeveelheden, kosten en tijden
- Ik kan vragen beantwoorden en stellen over mijzelf en anderen
- Ik kan om verduidelijking vragen
- Ik kan een ingestudeerde mededeling voorlezen
- Je leert woorden over: ‘Money’ en kunt ze gebruiken (22)
- Lesson 3 Controleer of je de inhoud van § 5.3 voldoende beheerst