This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
4.4 Kan Nederland schoner?
Hoofdstuk 4 Goed gemaakt?
Slide 1 - Slide
Wat weten we nog/al?
Slide 2 - Slide
Wat verstaan we onder Technologische ontwikkelingen?
A
Milieubescherming
B
Sociale ontwikkelingen
C
Veranderingen in de economie
D
Nieuwe kennis van de techniek en nieuwe uitvindingen
Slide 3 - Quiz
Wat is de definitie van mechanisatie?
A
Machines verbeteren de productiekosten.
B
Machines nemen het zware werk van mensen over.
C
Computers sturen de productie aan.
D
Automatisering maakt bedrijven sneller.
Slide 4 - Quiz
Wat is arbeidsproductiviteit?
A
De hoeveelheid producten die een werknemer kan maken.
B
De snelheid waarmee een werknemer werkt.
C
Het aantal werknemers in een bedrijf.
D
De totale kosten van de productie.
Slide 5 - Quiz
Wat is afschrijving in een bedrijf?
A
Een eenmalige waardevermindering van kapitaalgoederen.
B
Een jaarlijkse groei van kapitaalgoederen.
C
Een jaarlijkse winst van kapitaalgoederen.
D
Een jaarlijkse waardevermindering van kapitaalgoederen.
Slide 6 - Quiz
Begrippen paragraaf 4.3
Technologische ontwikkelingen
Mechanisatie
Automatisering
Arbeidsproductiviteit
Afschrijving
Slide 7 - Slide
Leerdoelen 4.4
Je kunt uitleggen wat milieuschade is.
Je weet wat duurzame productie is.
Je weet wat recycling is.
Je kunt uitleggen wat maatschappelijke kosten zijn.
Slide 8 - Slide
Milieuschade
De negatieve gevolgen van ons gedrag voor het milieu noem je milieuschade. Mensen veroorzaken milieuschade door:
Vervuiling van lucht, water en bodem
Energieverbuik
Verbruik van grondstoffen
Afval
Slide 9 - Slide
Hoe kan energieverbruik leiden tot milieuschade?
A
Bevordering van hernieuwbare energie
B
Energie-efficiëntie
C
Uitstoot van broeikasgassen
D
Gebruik van groene stroom
Slide 10 - Quiz
Vraag 64 klassikaal
Slide 11 - Slide
Duurzaam produceren
We gebruiken steeds meer energie waardoor de voorraden aardolie, aardgas en steenkool raken langzaam op.
Slimme oplossingen brengen ons energieverbruik omlaag.
Zoals plaatsing van zonnepanelen of isoleren van huizen.
Ook bedrijven gaan steeds vaker duurzaam produceren.
Dat betekent dat ze produceren zonder schade voor mensen en milieu.
Slide 12 - Slide
Wat betekent duurzaam produceren?
A
Produceren zonder regelgeving
B
Produceren zonder innovatie
C
Produceren zonder schade voor mensen en milieu
D
Produceren zonder winstoogmerk
Slide 13 - Quiz
Vraag 66 klassikaal
Slide 14 - Slide
Recycling
Door je afval te scheiden kan je een bijdrage leveren aan duurzaam produceren.
Vaan veel afval kunnen nieuwe materialen gemaakt worden.
Dat noem je recycling. Door recycling:
Hoeven er minder grondstoffen uit de natuur gehaald te worden
Hoeft er minder afval verbrand te worden.
Recycling is een voorbeeld van duurzaam produceren
Slide 15 - Slide
Wat is recycling?
A
Het proces waarbij grondstoffen uit de natuur worden gehaald.
B
Het proces waarbij afval wordt verbrand.
C
Het proces waarbij nieuwe materialen worden gemaakt uit afval.
D
Het proces waarbij afval wordt gestort.
Slide 16 - Quiz
Vraag 71 klassikaal
Slide 17 - Slide
Maatschappelijke kosten
Bedrijven die milieuschade veroorzaken, moeten dat zelf oplossen en de kosten ervan zelf betalen.
Dat heeft de overheid bepaald in regels en wetten.
Zulke milieuregels zijn er voor consumenten en bedrijven.
Als de vervuiler niet bekend is, moeten we met ons allen de vervuiling betalen. Als de samenleving meebetaalt aan zulke kosten, noem je dat maatschappelijke kosten.
Slide 18 - Slide
Hoe worden kosten genoemd als de samenleving meebetaalt aan vervuiling?
A
Bedrijfskosten
B
Overheidskosten
C
Maatschappelijke kosten
D
Persoonlijke kosten
Slide 19 - Quiz
Vraag 74 klassikaal
Slide 20 - Slide
Begrippen paragraaf 4.4
Milieuschade
Duurzaam produceren
Recycling
Maatschappelijke kosten
Slide 21 - Slide
Je kunt nu
Je kunt voorbeelden geven van milieuschade.
Je weet hoe we duurzaam kunnen produceren.
Je weet waarom recycling goed voor het milieu is.
Je kunt uitleggen wat maatschappelijke kosten zijn.
Slide 22 - Slide
Aan het werk!
Maken opdrachten 4.4: 60, 64, 65, 66, 68, 70, 71, 72, 73 en 75
Klaar?
Laten checken bij docent, bij goedkeuring nakijken.