Oefenen bezittelijk voornaamwoord

• Frans
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Bienvenue// 26.10.2020

planning

1. herhaling + uitleg

2. Opdrachten

3. Nakijken

4. reflectie

Doel: bezittelijk voornaamwoord begrijpen en kunnen toepassen

Hier je suis allée chez mon (le) frere. J'ai vue mes (les) parents. Ma (la) soeur etait la aussi. Je voulais manger une (la) pomme. Mais ma (la) soeur avait que de fraises. Alors j'ai mange ses (les) fraises. Et toi aussi, tu as un frere n'est pas? Il s'appele comment ton frere?

Hier je suis allée chez mon frere. J'ai vue mes parents. Ma soeur etait la aussi. Je voulais manger une pomme. Mais ma soeur avait que de fraises. Alors j'ai mange ses fraises.  Et toi aussi, tu as un frere n'est pas? Il s'appele comment ton frere?

Hoe zat het ook alweer?

Nederlands	mannelijk	vrouwelijk	meervoud
mijn	mon	ma	mes
jouw	ton	ta	tes
zijn/haar	son	sa	ses

0

Vul het bvnw in

Dat is zijn moeder
! Voilà  c'est .... mère.

Zijn dat jouw leraren ?
Ce sont ....  profs ?

Haar ouders zijn aardig
! .... 

Nederlands	m	v	meervoud
mijn	mon	ma	mes
jouw	ton	ta	tes
zijn/haar	son	sa	ses

Vul het bvnw in

Waar is haar broer ? Où est ton frère ?

Dat is zijn moeder ! Voilà c'est sa mère.

Zijn dat jouw leraren ? Ce sont tes profs ?

Haar ouders zijn aardig ! ses parents sont sympas

Wie zijn jouw vrienden? Qui sont tes amis?

instructie

Wat? maak 5 vragen voor je buurman/buurvrouw over het bezittelijk voornaamwoord.

Tijd? 10 min

Klaar? maak elkaars vragen

Tijd? 5 min

Hoe? alleen, in stilte

Hulp? Je boek / aantekeningen 

reflectie

Begrijp je het bezittelijk voornaamwoord beter?

Wat neem je mee uit deze les?

VERBES

etre

marcher

parler

manger

avoir

nager

habiter