3gt arm en rijk in de VS 2.1 en 2.2

waar ligt de stad Detroit
A
zuidwesten
B
noordoosten
C
zuiden
D
noorden
1 / 20
next
Slide 1: Quiz
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

waar ligt de stad Detroit
A
zuidwesten
B
noordoosten
C
zuiden
D
noorden

Slide 1 - Quiz

Detroit staat bekend om de:
A
katoenteelt
B
kleding industrie
C
auto industrie

Slide 2 - Quiz

na de jaren 70 verloren veel mensen hun baan in de auto industrie. dat komt omdat:
A
dat ze na 1970 eindelijk machines gingen gebruiken
B
de productie van de auto's verdween naar Azie.

Slide 3 - Quiz

Slide 4 - Slide

dit is een afbeelding van:
A
het centrum van Detroit
B
de suburbs van Detroit
C
het zakencentrum van Detroit

Slide 5 - Quiz

Rijkere mensen (auto), Ruimte, Mooie woningen: dit zijn kenmerken van:

A
het centrum
B
de suburbs
C
de zakenwijk

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Hoe heet deze curve?

Slide 9 - Open question

als de lorenzcurve heel krom is dan:
A
is er veel inkomensongelijkheid
B
is er weinig inkomensongelijkheid

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Slide

Land zonder inkomensverschillen heeft in de lorenzcurve een ......................... lijn
A
kromme
B
rechte

Slide 12 - Quiz

Nederland heeft meer inkomensongelijkheid dan de VS
A
goed want de lorenzcurve is krommer
B
goed want de lorenzcurve is minder krom
C
fout want de lorenzcurve is krommer
D
fout want de lorenzcurve is minder krom

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Slide

waar wonen de meeste afro Amerikanen in de VS?
A
zuidwesten
B
zuidoosten
C
noordoosten
D
noordwesten

Slide 15 - Quiz

waar wonen de meeste hispanics in de VS?
A
zuidwesten
B
zuidoosten
C
noordoosten
D
noordwesten

Slide 16 - Quiz

Apple laat de producten in China in elkaar zetten omdat:

Slide 17 - Open question

Wat is een grootste gevolg voor de VS van de globalisering en de automatisering?

Slide 18 - Open question

Welk begrip past hier bij?

Slide 19 - Open question

Welk begrip past hierbij?

Slide 20 - Open question